goon de minimum zijdelengte als verder gegeven is dat: crs 3 cm; <xr 7 dmgr en c 0.5 cm. d. Waarom verdient vereffening volgens methode II hier de voorkeur boven me thode I? III. Welke punten mogen na vereffening niet ge bruikt worden als hoofdpunt? IV. Stel dat het terrein geen belemmeringen op levert, welke aanvullende metingen zou je dan tenminste, dus zo economisch mogelijk, laten uitvoeren? Wat zijn hierbij de consequenties voor preci sie en betrouwbaarheid? 2. Een ontwikkelingsland, hoofdzakelijk be staande uit bergachtig terrein met rimboe, afge wisseld door savannes, moet over een gebied van ongeveer 70 bij 300 km in noord-zuid rich ting voorzien worden van kaarten. Hiertoe die nen om de 30 a 40 km eerste orde punten te worden bepaald. In eerste instantie kan alleen worden beschikt over een tellurometer en een gyro-theodoliet om de puntsbepaling uit te voe ren. Beantwoord de volgende vragen zakelijk, kort maar goed gemotiveerd. a. Welke voordelen heeft de tellurometer in dit geval boven een geodimeter? b. En welke voordelen heeft de gyro-theodoliet boven een gewone theodoliet? (Zie ook de volgende vragen). c. Waarom zou een polygoonnet de voorkeur verdienen boven een driehoeksnet voor de puntsbepaling? d. Hoe en waar zou je bij zo'n polygoonnet het „datum point" kiezen. Geef een ruwe schets van het gekozen net met zijn datum-point". e. Hoe zou je de hoogten van de eerste-orde punten bepalen? Welk instrumentarium is hierbij nodig? f. Waarom mag de aarde hier niet als een plat vlak opgevat worden? g. Heeft het nog zin om Laplace-punten in de opzet te betrekken? h. Hebben we nu voldoende gegevens om het net te vereffenen en daarna de geografische coördinaten van de eerste-orde punten te berekenen? (De reken-ellipsoïde mag hierbij opgevat worden als een bol met bekende straal). i. Hoe zou je Doppler-waarnemingen via satel lieten in de opzet kunnen betrekken? j. Welke moeilijkheden zou hier de invoering van een Decca-plaatsbepalingssysteem ge ven? k. Zou het gekozen net kunnen voldoen om de aardstraal te bepalen? FOTOGRAMMETRIE Tijd: Xh uur. 1. Beschrijf het doel en de werkwijze van het vertekeningsonderzoek. 2. Beschrijf de gang van zaken bij de uitwen dige oriëntering voor enkel beeld en dubbel beelduitwerking. 3. Geef de overwegingen vooraf en de diverse handelingen aan die leiden tot fotogramme- trische opname van een gebied en de uitwer king ervan. Bedenk zelf, voor zover nodig, reële gegevens over het object, eisen, instru mentarium en dergelijke. 4. a. Bij blokvereffening zijn de gebruikelijke basisgegevens de modellen of minder frequent de stralenbundels. Geef een beschouwing over deze beide mogelijk heden. b. Beschrijf in hoofdzaken de zgn. „Anblock-methode". PLANOLOGIE Tijd: 21/2uur. Bij de beantwoording van de vragen mogen de Verstedelijkingsnota en de Nota landelijke ge bieden worden geraadpleegd. 1. a. Eén van de doelstellingen van de Verste delijkingsnota is gebundelde deconcen tratie met de nadruk op bundeling. Wat wordt tot uitdrukking gebracht in de toe voeging „met de nadruk op bundeling"? b. Met betrekking tot deze „bundeling" noemt de Verstedelijkingsnota een drietal mogelijke bundelingspatronen. Noem de ze patronen en geef bij elk een beknopte toelichting, waaruit o.a. de toepassings mogelijkheden blijken. c. De in vraag 1a genoemde doelstelling is in de Verstedelijkingsnota uitgewerkt in een aantal richtlijnen voor de plaatskeuze van nieuwe woongebieden. Noem deze richtlijnen en geef bij elk een beknopte toelichting. 2. a. Bij verstedelijking en stedelijke inrichting dient volgens de Verstedelijkingsnota re kening gehouden te worden met het na tuurlijke milieu en het landschap. Wat wordt daarmee bedoeld en welke beleids ombuiging zit in deze doelstelling ver scholen? b. De in vraag 2a genoemde doelstelling is in de Verstedelijkingsnota uitgewerkt in een aantal richtlijnen voor verstedelijking en stedelijke inrichting. Noem deze richtlijnen 270

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1978 | | pagina 20