a. Bereken de minimum straal (afronden op
50-voud).
b. Bereken de drie eisen, waaraan de clo-
thoïdeparameter A moet voldoen.
2. Van de onder vraag 1 genoemde weg is ver
der gegeven:
hoogte weg-as
hoogte maaiveld
hoogte polderpeil
weg breedte
bermbreedte
slootbodem
2.00 NAP;
1.00 NAP;
0.00 NAP;
7 m;
5.00, dwarshelling
1 25;
0.70 - NAP,
bodembreedte
0.75 m;
alle taluds 2: 3.
De ondergrond heeft voldoende draagkracht
(kleigrond).
Teken het dwarsprofiel op schaal 1 100 in
de boog.
3. Wat verstaat men onder maatvoering in het
bouwproces? (Geef een definitie). Geef sche
matisch de regelkring bij de maatvoering.
4. Beschrijf zo nauwkeurig mogelijk de samen
stelling en verantwoordelijkheden van het
maatvoeringsteam in de organisatie van het
bouwbedrijf.
5. a. Uit welke onderdelen bestaat de voorbe
reiding van de maatvoering? (Alleen die
onderdelen noemen),
b. Idem, t.a.v. de uitvoering?
6. Omschrijf de navolgende begrippen
uitgangspunt;
basis meetlijn;
geboortepunt;
hoofdas;
referentiestramien.
GEODETISCHE ASTRONOMIE EN
KARTOGRAFIE Tijd2]h uur.
1. In kartografisch werk kan men tekenen of
graveren. Welke methode is de snelste? Geef
voorbeelden en noem enkele voor- en na
delen.
2. Geef de definitie van een noord- en een zuid
ster. Kan één en dezelfde ster zowel noord
als zuidster zijn? Toon aan dat voor onze
breedte V 52°) iedere zichtbare ster uit
praktisch oogpunt öf noord-, óf zuidster is.
3. Welk instrumentarium heeft men nodig voor:
a. een azimutbepaling uit hoogte;
b. een azimutbepaling uit uurhoek van een
ster;
c. een azimutbepaling uit uurhoek van Pola
ris;
d. een breedtebepaling uit Polaris;
e. een lengtebepaling;
f. een gecombineerde lengte- breedtebepa
ling;
g. een gecombineerde lengte- breedte- azi
mutbepaling volgens Gougenheim-Black.
4. Bij een gecombineerde lengte-breedtebepa
ling volgens Gauss met een astrolabium
wordt gebruik gemaakt van de cosinusregel.
a. Schrijf deze relatie in schatters van de
waargenomen grootheden (volgens >C
x e.) en de onbekenden (volgens Y
Y0 aY).
b. Geef de correctievergelijkingen volgens
het 4e SV en schrijf de xR-grootheden als
functie van de waargenomen grootheden.
c. Beschrijf de grafische benaderingsmetho
de, indien de matrix van gewichtscoëffi
ciënten van de xR-grootheden opgevat
wordt als een eenheidsmatrix.
5. Wanneer (in lokale tijd tot op seconden) kon
ster 237 in de avond of nacht van 21 op 22
december 1977 waargenomen worden met
een 45° astrolabium voor een waarnemer,
waarvan V 50° en X 0°.
Bereken het azimut van ster 237 tot op boog-
seconden. Onder welke hoek sneed ster 237
de „horizontale draad"? Controleer de be
rekening ook met het nomogram „Equal alti
tudes of 45°".
6. Hoe laat stond de zon op 22 december 1977
in elongatie voor een waarnemer te Djakarta
<p= 6°06'53", 106°47'36")?
Kon de zon hier op 21 juni 1977 ook in elon
gatie waargenomen worden?
NEDERLANDS RECHT
Privaatrecht
Tijd: 2V2Uur.
1. Toon met een voorbeeld aan dat in art. 639
BW de term „degene die gerechtigd was
over den eigendom te beschikken" niet iden
tiek is aan de term „eigenaar".
2. A is erfpachter van de boerderij van B, die in
geldzorgen verkeert. B leent geld van een
bank en geeft als zekerheid hypotheek op
zijn boerderij. Na enige tijd blijkt B zijn schul
den niet te kunnen betalen en wil de bank de
boerderij verkopen ex art. 1223 lid 2 BW.
A ontvangt bericht dat hij de boerderij zal
moeten verlaten.
a. Wat is uw mening hierover?
b. Maakt het in bovenstaande situatie wat
uit of de bank een eerste of een tweede
hypotheek heeft? Verklaar.
3. Beantwoord gemotiveerd of, ter verkrijging
van zakenrechtelijk rechtsgevolg, onder
staande akten in de openbare registers moe
ten worden overgeschreven
273