Middelbare Technische School
Ir. G. Hofstedeschool, Hengelo (O)
Eindexamen 1978 studierichting Landmeetkunde
LANDMEETKUNDE Tijd: 3.20 uur.
Het gebruik van een rekenmachine is toege
staan.
1Er zijn drie methoden om een detailmeting
uit te voeren.
a. Welke drie methoden zijn dat?
b. Geef van elke methode het principe aan.
2. Een loodlijn moet bij voorkeur genomen
worden door op een veraf gelegen jalon te
richten. Geef duidelijk aan, waarom dit
nauwkeuriger is.
3. Vanuit een punt, gelegen op de kruin van
een hoge dijk, moet de loodlijn worden
neergelaten op een meetlijn, gelegen langs
de voet van de dijk. Hoe kan het voetpunt
van deze loodlijn bepaald worden?
4. Wanneer is het snijpunt van twee lijnen het
nauwkeurigst te bepalen? Geef dit duidelijk
aan!
5. Bij nauwkeurige afstandmeting met een
meetveer moet rekening worden gehouden
met de uitzetting van de meetveer (de tem-
peratuurscorrectie). Hiertoe dient de meet
veer geijkt te worden. Om de ijktemperatuur
van een meetveer van 30 meter te bepalen,
wordt deze vergeleken met een ijkmaat van
29.998 meter bij 4° C. De meetveer is dan
4 mm te kort. Wat is de ijktemperatuur van
deze meetveer?
6. Neem aan, dat de ijktemperatuur van de bij
vraag 5 bedoelde meetveer 20° C is.
a. Wat wordt de gecorrigeerde afstand, als
met deze meetveer 225.178 meter ge
meten is bii 5° C?
b. Wat wordt de uit te zetten afstand, als
met deze meetveer bij 5° C een maat
van 225.178 meter moet worden uitge
zet?
7. Uit een punt P moet de loodlijn neergelaten
worden op de lijn A-B. Dit is niet recht
streeks te zien door bebouwing, zie teke
ning. Geef aan, hoe de lengte van deze
loodlijn en het voetpunt bepaald kunnen
worden.
222.&2
A f8
8. Tussen twee grenspalen A en B, die wel
toegankelijk zijn, doch onderling niet zicht
baar door een dijk, moet aan beide zijden
van de dijk een grenspaal geplaatst worden,
zodat de grens in het terrein zichtbaar
wordt.
Geef aan, hoe je dit doet:
a. met een theodoliet;
b. zonder theodoliet.
9. a. Hoe moet een treklijn genomen worden
om de lengte van een loodlijn te kunnen
controleren?
b. Hoe voor controle van het voetpunt?
c. Indien men zowel de lengte van de lood
lijn als het voetpunt wil controleren, hoe
moet dan de treklijn genomen worden?
10. a. Wat verstaat men onder de vizierlijn van
een richtkijker?
b. Wat verstaat men onder de richtlijn van
een buisniveau, voorzien van een niveau
prisma?
c. Wat verstaat men onder de vizierlijn van
de richtkijker van een automatisch water
pasinstrument?
11. Bij het waterpassen gaat men bij voorkeur
vanuit het midden waterpassen. Welke fou
ten worden hierdoor geëlimineerd?
12. a. Hoe kunnen nulpuntsfouten van water
pasbaken geëlimineerd worden?
b. Hoe kunnen fouten ten gevolge van zak
king van de baken geëlimineerd worden?
c. Hoe kunnen fouten ten gevolge van
zakking van het instrument geëlimineerd
worden?
13. Wat is de belangrijkste regelingseis bij een
waterpasinstrument?
14. Een automatisch waterpasinstrument wordt
gecontroleerd op de hoofdvoorwaarde,
waarbij de volgende aflezingen worden ver
kregen
Ie opstelling:
aflezing middendraad achterbaak: 1152
afstand tot instrument: 30 m
aflezing middendraad voorbaak: 2656
afstand tot instrument: 30 m
2e opstelling:
aflezing middendraad achterbaak: 1148
afstand tot instrument: 50 m
aflezing middendraad voorbaak2676
afstand tot instrument: 10 m
306