nauwkeurigheid onafhankelijk was van de af
stand, m.a.w. de aflezing was bepalend voor de
nauwkeurigheid. Ons advies was dan ook het
instrument te voorzien van een optische micro
meter, welk advies door de firma is opgevolgd.
De meetmethode beviel goed, alleen het steeds
wijzigen van de instrumenthoogte was ver
velend. Er zijn toen twee baken aan één baak
statief gemonteerd en wel zo dat ze tezamen op
en neer verschoven konden worden (zie fig. 2).
Het systeem werkte bevredigend, totdat wij bij
een meting vonden dat de s.a. op 30 meter klei
ner was dan die op 10 meter, hetgeen strijdt met
elk gevoel van logica. De baken waren intussen
uit de baakhouder geweest en niet met het
zelfde hoogteverschil teruggeplaatst.
Naderhand was het te verklaren en wel volgens
het in de vorige paragraaf behandelde.
Na allerlei pogingen is de methode nu als volgt:
a. Na een meting in een serie van tien worden
de baken steeds 13.7 mm verschoven (zie
fig. 3) zodat de aflezingen zowel door de ge
hele centimeter als door de gehele millimeter
verlopen.
b. Na een serie laat men de ene baak d.m.v.
Fig. 3. Constructie om de hoogte van beide baken ge
zamenlijk te wijzigen.
een schroef (zie fig. 4) een halve millimeter
zakken, terwijl de andere baak 3/8 mm om
hoog komt, zodat het hoogteverschil 7/8 mm
groter wordt. De gehele meting bestaat uit
acht series van tien, zodat bij het hoogtever
schil ook de millimeter geheel doorlopen
wordt.
6. De standaardafwijking per kilometer
dubbele waterpassing
Het uiteindelijke doel van ons onderzoek was
het bepalen van de s.a. per kilometer dubbele
waterpassing. Daartoe werd de s.a. in het
hoogteverschil bepaald bij verschillende afstan
den van baak tot instrument. Op theoretische
gronden is te verwachten dat de variantie (het
kwadraat van de s.a.) een tweede graads func
tie is van de afstand. Als men de coëfficiënten
van die functie kent, kan men bij een gebruikte
slaglengte de s.a. per kilometer dubbele water
passing berekenen en ook de optimale slag-
lengte.
Het bleek echter dat de coëfficiënten niet nauw
keurig genoeg te bepalen waren, maar er bleek
ook dat het weinig uitmaakt met welke slag
lengte men een waterpassing uitvoert (de slag
lengte varieert dan van 30 tot 70 meter).
Fig. 4. Door middel van de bouten onder de baken kunnen
deze ten opzichte van elkaar verschoven worden.
301