tionele meetmethode. Deze vervaardigings-
wijze is voor middelmatige tot grote projecten
zeer bruikbaar en is de meest economische
werkwijze. Voor kleinere projecten echter duurt
deze methode, relatief gezien, lang. Op deze
methode wordt in het vervolg van dit artikel
dieper ingegaan.
Toepassing van fotogrammetrie houdt het
onzekere element van een geschikte fotovlucht
in. De weersomstandigheden in Nederland zijn
over het algemeen van dien aard, dat jaarlijks
slechts een beperkt aantal vliegdagen bruik
baar zijn voor luchtopnamen. Bij de afdeling
Fotogrammetrie van het Kadaster houdt men,
op grond van ervaringsgetallen, er rekening
mee dat het in ongeveer 30% van de te vliegen
projecten niet tot geschikte fotoresultaten
komt. Door nu aan het begin van het vlieg-
seizoen 50% meer vliegopdrachten te geven
dan de eigen capaciteit v.w.b. de uitwerking
aan kan, wordt bereikt dat er bij het Kadaster
een continue produktiestroom is.
b. Luchtopnamen in uitgetekende vorm (de
fotolijnenkaarten) kunnen in combinatie met
bestaand grootschalig kaartmateriaal in het
stelsel van de Rijksdriehoeksmeting (bijv. de
hermeten kadastrale kaart, stratenplans van de
gemeenten, kaarten van Rijks- of Provinciale
Waterstaat) leiden tot een goed produkt. Deze
methode leent zich, indien gewenst, voor een
digitale werkwijze.
c. Een volgende mogelijke werkwijze heeft als
basis uitsluitend bestaand kaartmateriaal, dat
wordt gemonteerd in de GBKN-indeling.
Bestaat dit materiaal uit hermeten kadastrale
plans dan zal d.m.v. aanvullende metingen op
een snelle en relatief goedkope manier de
GBKN vervaardigd kunnen worden. Deze
methode is in de kadastrale wereld bekend als
Methode-Berends. (Zie publikatie Geodesia
jaargang 1974, blz. 338). In plaats van aanvul
lende metingen wordt bij deze methode door
enige kaartvervaardigers met uitstekende resul
taten gebruik gemaakt van ontschrankte lucht
foto's. Uiteraard dient bij zo'n gebruik de
inpassing van de ontschrankte luchtfoto's tot
stand te komen d.m.v. relatiemetingen, een
hulpmiddel om de vertekeningsfouten, waar
mee ontschranking behept is, zoveel als moge
lijk is te onderkennen en daar rekening mee te
houden.
d. Als vierde vervaardigingsmethode noem ik
nog een volledig terrestrische benadering.
Hierbij zal veelal moeten worden gedacht aan
relatief kleine projecten die d.m.v. voerstraal-
meting tot stand komen.
Verloop van de werkzaamheden
Door de Dienst van het Kadaster wordt in
belangrijke mate gebruik gemaakt van de
eerder omschreven methode a bij de ver
vaardiging van kaarten in het kader van een
GBKN-project. Bij de verdere behandeling van
het onderwerp wordt regelmatig verwezen naar
een tweetal schema's. Deze schema's zijn
eerder gebruikt door het hoofd van de afdeling
Fotogrammetrie van het Kadaster, ir. H. L. van
Gent, als illustratie bij een door hem gehouden
inleiding voor de Nederlandse Vereniging voor
Fotogrammetrie.
De stappen die dienen te worden genomen,
met als eindresultaat een GBKN, kan men als
volgt indelen:
a. de voorbereiding;
b. het vliegplan;
c. de kaartering;
d. de naverkenning;
e. de verwerking van de naverkenning;
f. het eindprodukt.
We zullen nu stilstaan bij de hierboven
genoemde punten.
a. De voorbereiding
Omdat de GBKN-vervaardiging tot nu toe werd
gekenmerkt door een projectmatige aanpak,
gaan we uit van de situatie dat na de onder
handeling tussen het Kadaster en de afnemers
van de kaarten een gebiedsbegrenzing is aan te
geven op een kleinschalige kaart.
Op een topografische kaart op de schaal
1 25.000 of 1 50.000 wordt het af te beelden
gebied aangeduid door gebruikmaking van het
ruitennet van het Rijksdriehoeksstelsel. Dit
overzicht wordt hierna aangeboden aan het
stafbureau van de afdeling Fotogrammetrie van
het Kadaster.
b. Het vliegplan
Het stafbureau van de afdeling Fotogrammetrie
van het Kadaster geeft op het overzicht aan,
rekening houdend met de schaal van de foto-
vlucht en de gewenste nauwkeurigheid van het
eindprodukt, op welke plaatsen in het terrein
paspunten zullen moeten worden bepaald.
Deze paspunten hebben de functie van referen
tiepunten en dienen in de slotfase van het
rekenproces dat volgt op de fotovlucht, als
aansluitpunten voor een transformatie van het
plaatselijk fotostelsel naar het RD-stelsel. In
de regel wordt bij het bepalen van de plaats van
de paspunten ervan uitgegaan, dat de foto-
342