juist heeft beoordeeld. De naverkenning is een
zeer kostbaar onderdeel van de kaarten makerij.
Het is echter dat onderdeel, dat de kaart vormt
tot wat de GBKN pretendeert te zijn: ,,Een
basis voor aanvullingen die gewenst worden
door de gebruikers van de kaart, teneinde hier
mee hun werkzaamheden te kunnen verrichten
en tot uitwisseling van onderlinge gegevens te
kunnen komen".
Wil deze basisgedachte opgaan, dan zal de
kaartinhoud die elementen, waaraan de gebrui
ker zijn eigen informatie relateert, volledig,
betrouwbaar en met voldoende nauwkeurigheid
moeten weergeven. Het is de man die de naver
kenning uitvoert, die dit aspect voor een
belangrijk deel in de hand heeft. Hij bepaalt
wat in de kaart opgenomen wordt, aan de hand
uiteraard van een duidelijke instructie. Een
nadere specificatie van wat in de kaart voor
komt volgt hieronder.
Sloten: Van sloten aan de openbare weg
moeten zo mogelijk beide kanten worden afge
beeld, waarbij bovenkant insteek zo laag
mogelijk wordt aangehouden. Voor sloten die
niet aan de openbare weg liggen geldt een
criterium van 2 mm op de kaart. De foto-
grammeter dient, indien mogelijk, steeds beide
kanten af te beelden en afhankelijk van de
terreinsituatie is het soms wenselijk ook de
beide waterkanten uit te tekenen, teneinde de
naverkenning een referentie te geven met dat
wat de fotogrammeter heeft gezien als boven
kant insteek.
Begrenzingen van wegen etc.: Kanten van rij
baan, trottoir, fietspad en vluchtheuvel worden
afzonderlijk aangegeven. Verder de overgang
van soorten verharding. Deze worden d.m.v.
een signatuur onderscheiden in open verhar
ding (klinkers, tegels, e.d.) en gesloten verhar
ding (bijv. asfalt en beton). T.b.v. de naver
kenning worden fotogrammetrisch de midden-
wegstrepen uitgetekend.
Opritten: Deze worden alleen weergegeven als
er een duidelijke verharding aanwezig is. In
bebouwd gebied wordt vrij selectief te werk
gegaan; afbeelding tot voorbij de bermsloot
c.q. andere scheiding. Toegangspaden worden
alleen aangegeven als zij een duidelijke functie
hebben voor het verkeer en niet alleen als voet-
of fietspad dienen. Van wegen die voeren naar
verspreide bebouwing worden de begrenzing
en kanten verharding aangegeven. Een dikke
puinlaag wordt getypeerd met moeilijk op-
breekbaar.
Paden in natuurgebieden: Deze worden weer
gegeven, indien nodig, voor het verkrijgen van
een goed beeld van het terrein (herkenbaar
heid).
Opstallen: Afgebeeld worden hoofdgebouwen,
bedrijfsgebouwen en bijgebouwen, voor zover
deze laatste aan de openbare weg liggen. Dak
randen en noklijnen worden fotogrammetrisch
gekaarteerd. Tussenscheidingen in gebouwen
worden afgebeeld d.m.v. een lijn van 2 mm
lengte gemeten vanaf de voorgevel, indien deze
informatie uit bestaand kaartmateriaal beschik
baar komt.
Spoorwegen: De as van de rails wordt alleen ter
plaatse van overwegen aangegeven.
Hoogspanningsleidingen: De voetpunten van
de masten worden gekaarteerd.
Bruggen: Buitenste begrenzingen worden
weergegeven. Lijnen welke doorlopen onder de
brug worden weergegeven door een streeplijn.
Heggen: Deze worden weergegeven indien zij
de functie hebben van perceelscheiding (dus
geen cultuurgrens). Dit houdt o.a. in dat
heggen langs de openbare weg worden afge
beeld. In bebouwd gebied worden heggen
tussen huispercelen afgebeeld indien gege
vens hiervoor in bestaand kaartmateriaal voor
handen zijn.
De topografie wordt aangevuld met de volgen
de informatie:
Straatnamen en huisnummers: De straatnamen
worden vermeld zoals deze ter plaatse zijn
aangegeven. Rijkswegen e.d. worden, zo een
eigenlijke naam ontbreekt, met hun nummer
aangeduid.
Overige namen: Verder worden vermeld namen
van waterwegen. Openbare gebouwen en be
graafplaatsen worden met de naam of, bij ont
breken daarvan, alleen met de functie aange
duid.
Na deze opsomming zal het duidelijk zijn, dat
de naverkenning geen sinecure is, gelet op het
aantal elementen en de interpretatieproblema-
tiek diezich hierbij voordoen.
De landmeter die de naverkenning uitvoert
noteert zoals gezegd zijn bevindingen op een
tweetal lichtdrukken. Het ene exemplaar ge
bruikt hij als het ware als veldwerk, op het
andere exemplaar noteert hij de toegevoegde
(semantische) informatie, zoals de aard van de
verharding, straatnamen, huisnummers en
soortnamen.
Vermeld dient nog te worden dat voor een groot
deel van de gebouwen bij de naverkenning
gebruik kan worden gemaakt van het kadastraal
veldwerkarchief (blokmaten en relatiematen).
Een toetsing op de volledigheid zal echter altijd
plaats moeten vinden, omdat in de kadastrale
veldwerken bijv. niet alle gebouwen, die in de
GBKN voor horen te komen, opgenomen zijn.
345