De landt-meeter in België door W. Koopmans, oud-ambtenaar van het Kadaster. Dr. G. van Hooydonk van de Centrale Biblio theek der Universiteit van Gent maakte mij op merkzaam op een Belgisch landmeetkundig werk van betekenis, dat ik hier onder uw aan dacht wil brengen. Het is ,,De landt-meeters in onze provincies van de 16e tot de 18e eeuw", samengesteld door onze collega's Jean Mossel mans en Goger Schonaerts, meetkundige- schatters van onroerende goederen, en uit gegeven door de Koninklijke Bibliotheek Albert I te Brussel. De samenstellers hebben een parallel getrokken tussen de ontwikkeling van de weten schap en documenten, wetteksten en de ont wikkeling van meetmethoden en geodetische instrumenten. Een deel van de inhoud is ontleend aan particu liere verzamelingen, aan de administratie van het Kadaster en aan enkele Belgische musea. Aan het eind van het boekwerk is een lijst van geraadpleegde lectuur opgenomen, benevens een onomastische tafel, verscheidene illustra ties in zwart-wit op glanzend papier en de namen van meer dan vierhonderd landmeters uit de 16e, 17e en 18e eeuw, genoemd in de vele documenten. De genoemde illustraties zijn af komstig van de Fotografische Dienst van de Koninklijke Bibliotheek, het Algemeen Rijks archief en de Belgische Fototheek. Van de laatste 5000 jaar, die een aanzienlijke hoeveelheid documenten opleverden, heeft men zich moeten beperken tot de 16e, 17e en 18e eeuw en wel enkel in België. Men volstond met deze beperking, omdat omstreeks het mid den van de 15e eeuw zich een omwenteling vol trok in instrumenten, opmetingsmethoden en in de kaartmakerij. Bij het zoeken naar de ontwikkeling van het landmetersambt blijkt het de samenstellers dat, terwijl men in Vlaanderen en in Brabant reeds vóór 1531 meermalen gewag maakt van gezwo ren landmeters of bornayeurs jurés paalders of meerers), o.m. in Rijsel de titel nog niet offi cieel is toegekend. In Frankrijk daarentegen vindt men in verschillende edicten wel de titels arpenteur, grandarpenteurs, mesureurs en pri- seurs deterre. Het costuyme van Yper van 1535 voorziet reeds strenge maatregelen voor hen die paalstenen verplaatsen. Het verbiedt zelfs een ieder om grond te verkopen, zonder dat deze werd ge meten door een gezworen landmeter; die land meter mag zijn medewerking niet weigeren. De toenmalige landmeters (van de 16e en 17e eeuw) raadpleegden veel Gemma Frisius' ,,Arithmeticae methodus faciles, par Gemmam Frisium mediam ac mathematicum" (eerste druk Antwerpen 1540), dat 76 uitgaven kende! In de ordonnantie van de aartshertogen Albrecht en Isabella van 1618, toepasselijk op heel Brabant en het gebied over de Maas (Fauque- mont, Daelhem en gedeeltelijk Rolduc), wordt gewag gemaakt van een bekwaamheidsexamen voor landmeters, af te leggen voor een commis sie, bestaande uit ,,experte meester-landmeters ende oude mathemateciens". Men moest wor den beëdigd door twee schepenen. Er zijn ver schillende commissies bekend vóór deze van 1618 en wel Bergen 1593, 1612 en 1617. (Zie ook de studie van G. Burette: ,,Le géomètre dans t'ancienne proncipauté episcopale de Liège" in Bulletin Belgische Unie van Land meters, nrs. 4, 5 en 6 van 1975). De commissies gebruiken in de verschillende rayons verschillende titels. De samenstellers noemen o.m.: arpenteur juré, arpenteur et partageur sermenté, géomètre. Sommige exa mens worden in details besproken. De kandida ten moesten bekend zijn met het triquetrum, de jacobstaf, het meetkundig kwadrant, het astro labium en het winkelkruis met vizieren. Waar schijnlijk zullen ze als hulp gebruik gemaakt hebben van het beroemde Traité des Sinus" (1612) van de weinig bekende Belg Michel Coignet (1549-1623). In zijn tweede deel behan delt deze de vlakke driehoeksmeting en bere- 13

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1979 | | pagina 13