Meinesz-laboratorium, Utrecht) en dr. A. R.
Ritsema (KNMI, de Bilt).
De ambtshalve leden zijn: het Hoofd van de
Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat ir. A.
Waalewijn, de Directeur van de Topografische
Dienst ir. J. A. C. E. van Roermund, de Chef
der Hydrografie, Schout bij Nacht J. C. Kreffer,
de Hoofddirecteur van de Dienst van het Kadas
ter en de Openbare Registers ir. H. A. L.
Dekker, de Hoofddirecteur van het Koninklijk
Meteorologisch Instituut dr. H. C. Bijvoet en de
Inspecteur van het Staatstoezicht op de Mijnen
ir. J. J. E. Pöttgeus.
De feitelijke activiteiten van de Rijkscommissie
worden vooral ontwikkeld in de door haar inge
stelde subcommissies en werkgroepen. Zo zijn
er de subcommissies Triangulatie, Zwaarte-
krachtsonderzoek, Standaardbasis Loenermark,
Bodembeweging, Mariene geodesie en de werk
groepen Plaatsbepaling, Uniformering en Dopp-
ler-satellietwaarnemingen.
De namen van deze subcommissies en werk
groepen duiden reeds aan met welk onderdeel
van de geodesie ze zich bezig houden. Zo wor
den in de subcommissie Triangulatie de vraag
stukken van het Nederlandse Rijksdriehoeksnet,
maar ook die van het Europese driehoeksnet
bestudeerd. De Bijhoudingsdienst der Rijksdrie
hoeksmeting, die ressorteert onder het Kadas
ter, verleend dikwijls haar medewerking indien
metingen voor wetenschappelijk onderzoek
nodig zijn.
In de subcommissie Bodembeweging komen
vooral de problemen van de rijzing of daling van
de Nederlandse bodem, zowel locaal, regionaal
en landelijk, ter sprake. De Meetkundige Dienst
van de Rijkswaterstaat levert met haar herhaal
de waterpassingen een belangrijke bijdrage tot
de bestudering van deze problemen.
In de subcommissie Mariene geodesie en de
werkgroep Plaatsbepaling komen vooral de
vraagstukken van de totstandkoming van een
meetkundige grondslag en van de bewaking
van de positiebepaling van het Continentale Plat
aan de orde. De Hydrografische Dienst van de
Koninklijke Marine verleent hierbij haar mede
werking, maar vooral ook aan het zwaarte-
krachtsonderzoek ter zee heeft de Koninklijke
Marine gedurende de laatste halve eeuw on
schatbare diensten bewezen. Zonder haar hulp
zou dit onderzoek nooit een dergelijke vlucht
hebben genomen.
De twee jongste werkgroepen, slechts enkele
jaren oud, zijn die van de „Uniformering" en
van de „Doppler-satellietwaarnemingen". De
Doppler-satellietplaatsbepaling komt de laatste
jaren steeds meer naar voren en leden van de
werkgroep hebben reeds aan enkele internatio
nale meetprojecten deelgenomen. Vooral de vak
groep Landmeetkunde van de Landbouwhoge
school te Wageningen loopt hierbij voorop.
De werkgroep Uniformering bestudeert het ont
werpen en opzetten van topografische gege
vensverzamelingen (b.v. van leidingen en bo
vengrondse vastgoedelementen), die voorko
men op de grote verscheidenheid van grootscha
lige topografische kaarten welke in Nederland
worden gebruikt [6], Dit in het bijzonder met het
oog op een doeltreffende informatieuitwisseling
door het opslaan van deze gegevens in compu
tergeheugens.
Zeer recent heeft de Directie Overheidsorgani
satie en Automatisering van het Ministerie van
Binnenlandse Zaken voor dit onderzoek een
aanmerkelijk crediet ter beschikking gesteld.
Zo worden er steeds door de leden van de Rijks
commissie actuele onderwerpen, zowel natio
naal als internationaal, in haar vergaderingen
aangedragen en besproken.
De Rijkscommissie voert dus zelf geen werk
zaamheden uit, maar heeft een adviserende,
coördinerende en stimulerende taak. Hoe ziet u,
prof. Bruins, de taak van de Rijkscommissie in
de tweede eeuw van haar bestaan?
Ik dacht dat er altijd behoefte zal blijven bestaan
aan een overkoepelend nationaal orgaan op
geodetisch gebied. De samenstelling van de
commissie uit persoonlijke en ambtshalve leden
garandeert dat zowel de wetenschappelijke als
de operationele kant van de geodesie aan haar
trekken komt. De commissie fungeert vooral
ook als een klankbord op de zaken die door de
individuele leden vanuit hun eigen specialiteit
naar voren worden gebracht. Maar als u mij
vraagt om een eeuw vooruit te zien, dan heb
ik de neiging om terug te zien en uit de geode
tische ontwikkelingen van de afgelopen decen
nia de conclusie te trekken, dat de toekomst
nog stellig verrassingen in petto heeft die we
thans niet kunnen voorzien.
Neem nu de geschiedenis van de graadmetin
gen. De Rijkscommissie vond het aan het einde
van de vorige eeuw toch ook nodig dat ze
moest meewerken aan deze internationale acti
viteiten. Een uitgestrekt driehoeksnet over
Europa kon bijdragen tot de bepaling van de
vorm en de afmetingen van de ellipsoïde. Toén
ging het in feite om twee getallen, n.l. de lengte
van de halve lange as van de ellipsoïde en de
waarde van de afplatting. Miljoenen en nog
eens miljoenen guldens zijn door de gezamen-
49