onjuist, b.v. de Noordpoolgebieden werden door hem fantastisch afgebeeld. Het grote vasteland, dat hij rondom de Zuidpool ver moedde, bleek later niet in die omvang te be staan. Op zijn kaart komt tussen IJsland en de Amerikaanse kust een eiland „Friesland" voor, dat nooit bestaan heeft. Zeer gebrekkig is zijn afbeelding van de binnenlanden van Azië en Afrika, die men pas in de vorige eeuw goed heeft leren kennen. Maar overigens geeft deze wereldkaart een fraaie en kritische samenvat ting van de geografische kennis van het tijdvak en kon deze kaart op haar beurt weer het uit gangspunt zijn voor latere betere kaarten van de wereld en voor detailkaarten. De 16e eeuw geeft in het algemeen een rijke ontplooiing van de kartografie te zien. Verschei dene factoren werkten hiertoe samen. Zo maak ten de vele ontdekkingsreizen langzamerhand grote delen van de aardbol meer bekend. Wel bleven de westkust en de binnenlanden van Noord-Amerika, de omgeving van wat later Australië genoemd werd, de binnenlanden van Afrika en nog veel meer onbekend. Maar ander zijds kwamen de kusten en de binnenlanden van Zuid- en Midden Amerika, de kusten van Afrika, Voor-lndië, Indonesië en China nu binnen de gezichtskring van de Europeanen en dit alles kon veel beter dan tevoren op kaarten worden afgebeeld. Italië en de Middellandse Zee waren nu niet meer het centrum van de wereldscheep vaart: Lissabon, Antwerpen en later Amster dam, namen de plaats in van Venetië en Genua. Zo vond het maken van kaarten nu een ander centrum en wel benoorden de Alpen: Italië moest zijn plaats afstaan aan de Nederlanden en hun omgeving, het aangrenzende Nederduitse gebied en in mindere mate Engeland en Frank rijk. De 16e eeuw zag verder een grote verruiming van de kring van personen en instellingen, die van kaarten gebruik maakten. Waren er vóór 1500 nog maar weinig kaarten gedrukt en de handschriftkaarten in handen van weinigen, na 1500 werd dit anders. De kaarten werden eerst als houtsneden, later als kopergravures in grote oplage gedrukt en over de gehele beschaafde wereld verspreid. Behalve vorsten en zeevaar ders waren het nu geleerden en kooplieden, in het algemeen de ontwikkelde burgers, die de waarde van kaarten inzagen en ermee leerden omgaan. In de tweede helft van de 16e eeuw ontstonden de atlassen, waarin een aantal kaar ten op hetzelfde formaat gedrukt in een boek waren samengebonden. Aldus werd voorzien in de behoefte van een groot publiek, dat het land waar men woonde en ook andere landen en werelddelen in kaartbeeld leerde kennen. Het duurde tot 1584 totdat het eerste dee! van Mercators atlas verscheen met 51 kaarten, n.l. 16 van Frankrijk, 9 van de Nederlanden, en 26 van Duitsland. Vier jaar later verscheen het tweede deel met 22 kaarten van „Italia, Sla- vonia et Graecia", dus van Italië en de Balkan- landen. Eerst in 1595, een jaar na Mercators overlijden, zag de volledige atlas met 107 kaar ten het licht. Ook die atlas was eigenlijk nog niet geheel volledig. Immers er ontbraken kaarten van het Iberisch schiereiland en detailkaarten van de werelddelen buiten Europa. In 1602 zag nog een nieuwe uitgave met 107 kaarten het licht met dezelfde kaarten als in de vorige uit gaven, maar in veranderde volgorde, terwijl een door Michael Mercator samengestelde kaart van Amerika was toegevoegd. In 1604 verkochten de erfgenamen van Merca tor de koperplaten van de atlas en van de Ptolemaeus-uitgave aan de Amsterdamse car tograaf en uitgever Jodocus Hondius (1563- 1612). In 1606 werd de eerste Amsterdamse uit gave van de atlas „Mercator-Hondius" gedrukt. In de volgende decennia werd deze door een groot aantal andere uitgaven met tekst in ver schillende talen gevolgd. De atlas „Mercator- Hondius", later voortgezet door Johannes Janssonius, en sinds 1630 de atlassen van Blaeu hebben lang de wereldmarkt beheerst. Zo kan men zeggen dat het levenswerk van Mercator er toe heeft bijgedragen om Amsterdam in de 17e eeuw tot het centrum voor de gehele wereld voor de produktie van kaarten en atlassen te maken. Een minder gunstig gevolg van het ontstaan van de atlassen was, dat de oorspronkelijke kaarten op groot formaat, gedrukt van vele houtblokken of koperplaten die toch al zo moeilijk in goede staat konden worden bewaard, overbodig werden en veelal teniet gingen of in het beste geval slechts in een gering aantal voor het na geslacht zijn behouden gebleven. En het zijn juist die oorspronkelijke kaarten op zeer groot formaat, die voor de ontwikkeling van de karto grafie zo uitermate belangrijk waren. Naast de wereld- en zeekaarten bracht de 16e eeuw een geheel nieuw soort kaarten, n.l. van landen en gewesten. Omstreeks 1530 ontstond een bruikbare methode om zonder te groot tijd verlies en te hoge kosten zulke gebieden op bevredigende wijze in kaart te brengen. Ook hierin was Italië voorgegaan. Er zijn uit de 15e eeuw een aantal nogal primitieve kaarten van Verona en omgeving en andere toen aan Vene tië toebehorende gebieden, bewaard gebleven. Het waren Petrus Apianus en Gemma Frisius, die de praktische methoden beschreven om goede landkaarten te maken. 102

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1979 | | pagina 22