b. Het proces is nooit af.
c. Het proces heeft een cyclisch karakter.
d. Het proces worct sterk beïnvloed door on
voorspelbare factoren.
Juist in verband met de bovengenoemde pro-
ceskenmerken lijkt het belangrijk om de struc
tuur van het produkt (document schoolwerk
plan) al in een vroeg stadium vast te leggen.
1.3. Literatuur
De Curvo-strategie, handboek voor curriculum-ontwikke
ling, SVO-project 0.368, Vakgroep Onderwijskunde, project
Curvo, IPAW, RU-Utrecht 1976.
K. Doornbosch, Onderwijsleerplan en schoolwerkplan,
Didactische analyse 3 b, Wolters Noordhoff, Groningen
1976.
Th. Langermans en H. te Lintelo, Samenwerken aan het
Schoolwerkplan, KPC, 's-Hertogenbosch 1977.
A. C. Maas, Handleiding schoolwerkplan, De Stichting On
derwijskundige Brochurenreeks, Zwijsen BV, Tilburg 1977.
Nota Leerplanontwikkeling, 2e versie, Stichting voor de
leerplanontwikkeling, Enschede 1977.
Doelstellingen HBO, Staatsuitgave 1971
Eindexamenbesluit HTO, 1974
Bondsbulletin 1975-8.
Nederlands Geodetisch Tijdschrift 1973-2 en 3, 1974-7,
1976-9.
2. ALGEMENE INFORMATIE
2.1. Ontwikkelingen in de opleidingen in
de landmeetkunde
Begin van deze eeuw was de landmeter van het
Kadaster vrijwel de enige die zich beroepsmatig
bezig hield met landmeten (registratie van zake
lijke rechten op onroerend goed, voornamelijk
t.b.v. de heffing van de grondbelasting). Tot
1918 kwam zijn opleiding hoofdzakelijk in de
praktijk tot stand. Daarna werd een 31/2 jarige
academische opleiding landmeten ingesteld aan
de Landbouwhogeschool te Wageningen. Rond
1935 verhuisde de opleiding naar Delft en pas in
1949 werd deze uitgebouwd tot een volwaar
dige technische studie aan de Technische Ho
geschool (geodetisch ingenieur).
Bij de diverse diensten werden uit de tekenaars
periodiek ambtenaren gerecruteerd, die in eigen
dienst opgeleid werden voor het verrichten van
veldwerkzaamheden. De maatvoering t.b.v.
civieltechnische werken was voornamelijk in
handen van bouwkundigen en weg- en water
bouwkundigen, die zowel op de TH als op de
MTS (later HTS) tijdens hun opleiding ook land
meetkundig werden geschoold. Vooral na de
oorlog is door de industrialisatie en technische
ontwikkelingen op velerlei gebied in toenemen
de mate behoefte ontstaan aan meer en nauw
keuriger informatie t.a.v. de grond. Provincies
en gemeenten gingen over tot het oprichten of
uitbreiden van een eigen landmeetkundige
dienst.
Kwalitatief en kwantitatief groeide de behoefte
aan vakmensen, wat in 1954 geleid heeft tot het
instellen van een HTS-opleiding (toen nog
MTS) Landmeetkunde. Dat er behoefte was
aan een dergelijke opleiding blijkt wel uit het feit
dat er sindsdien ruim 450 afgestudeerden vlot
een werkkring gevonden hebben. Steeds meer
problemen t.a.v. bestemming, inrichting en be
heer van grond vragen om een planmatige aan
pak (ruilverkaveling, land- en stadsinrichting,
bestemmingsplannen). Vooral de laatste 15 jaar
is ook het aantal ingenieursbureaus sterk toege
nomen (o.a. metingen t.b.v. olie- en gaswin
ning, ruilverkavelingen, aanleg van havens in
ontwikkelingslanden, beheerkaarten).
Momenteel is de situatie zo dat de geodetisch
ingenieur zelf praktisch niet meer meet; deze
taak is aanvankelijk vrijwel geheel door de HTS-
er overgenomen. De huidige HTS-er raakt
bovendien ook steeds meer betrokken bij de
planning en de leiding v.w.b. de uitvoering.
Snelle vooruitgang op het gebied van reken-,
meet- en tekenapparatuur hebben de ontwikke
ling mogelijk gemaakt van meetmethoden, die
zich lenen voor automatische verwerking; veel
buitenwerk is sterk vereenvoudigd. Het is dan
ook logisch dat in 1974 de eerste MTS-opleiding
Landmeetkunde van start ging. Te verwachten
valt dat in de naaste toekomst een belangrijk
deel van het buitenwerk door deze MTS-ers
overgenomen gaat worden.
2.2. Studieopbouw van de afdeling Land
meetkunde
De opleiding aan de afdeling Landmeetkunde
omvat vier studiejaren.
Basisopleiding
In de eerste twee studiejaren is de opleiding uni
form en bevat de kennis en vaardigheden die
nodig zijn om de student een basis te verschaf
fen om na afstuderen een ruim veld voor plaat
sing mogelijk te maken. (Zie urentabel, hoofd
stuk 9).
Van de exacte vakken worden wiskunde, na
tuurkunde en waarnemingsrekenen in het twee
de jaar afgesloten. Enerzijds omdat deze theorie
dan voldoende behandeld is en anderzijds uit
een oogpunt van selectie: deze vakken kunnen,
eenmaal voltooid, geen belemmering meer vor
men voor verdere studie.
Praktijkjaar
Het derde studiejaar wordt in de praktijk door
gebracht, waar meestal drie stages bij verschil
lende diensten of bedrijven worden doorlopen.
Het omvat in totaal minstens 200 effectieve
86