werkdagen (dagen waarop werkelijk wordt ge
werkt).
In het praktijkjaar dient de student regelmatig
een verslag in te leveren van zijn werkzaamhe
den of van een object waarbij hij rechtstreeks of
zijdelings betrokken is geweest. De studenten
worden begeleid door een daartoe aangewezen
contactleraar, die reeds in het tweede studiejaar
over dit onderwerp de benodigde informatie
verstrekt.
Het doel van het praktijkjaar is:
het toepassen en toetsen in de praktijk van
de in de eerste twee jaren opgedane theore
tische en praktische kennis;
het verkrijgen van vaktechnische ervaring,
inzicht en vaardigheid;
het ontwikkelen van sociale vaardigheden;
het verkrijgen van inzicht in de organisatie
van bedrijven en diensten;
het verkrijgen van een betere grondslag voor
de verwerking van de stof in het vierde stu
diejaar en het kunnen doen van een optimale
keuze uit de afstudeermogelijkheden in dat
jaar;
het bevorderen van de vorming en de ont
wikkeling van karakter en persoonlijkheid
van de student.
Diplomafase
In het vierde studiejaar kan de kandidaat zijn
specifieke belangstelling voor bepaalde aspec
ten van het vak realiseren door, naast een aantal
verplichte vakken, een keuze te maken uit en
kele andere vakken. Het eindexamen bestaat uit
een theoretisch gedeelte en een opdrachtenge
deelte; beide met differentiatie-mogelijkheden.
Van het theoretisch gedeelte, waarin schriftelijk
examen wordt afgelegd, is een deel van de
vakken verplicht en uit de rest van de vakken
moet een keuze gemaakt worden. Het examen
bestaat uit twee tentamens en een eindexamen
per vak.
Ook bij de opdrachten heeft de kandidaat keuze
mogelijkheden. (Zie examenpakket, hoofdstuk
8). De opdrachten worden in de loop van het
laatste studiejaar uitgevoerd.
3. MOTIEVEN EN UITGANGSPUNTEN
Om zinvol te kunnen praten over het doel van
vernieuwingen kan men niet voorbijgaan aan de
redenen die ten grondslag liggen aan de veran
deringen die men beoogt. Daarom zullen in dit
hoofdstuk een aantal ontwikkelingen op hun
consequenties worden bekeken.
3.1. Maatschappelijke ontwikkelingen:
a. De toenemende uitbreiding van geodetische
activiteiten tot in de ruimte en op zeeën en
oceanen.
b. De in het bijzonder de laatste jaren sterk toe
genomen vraag van de maatschappij naar in
formatie betreffende vastgoed, waarbij het
karakter van de gevraagde informatie veel-
zijdiger is dan vroeger.
c. De taak van de geodetische ingenieur is de
laatste jaren sterk veranderd, vooral in de
richting van organisatie (leiding geven), land
en stadsinrichting, onroerend goed beheer
en automatisering. Mede gezien de ontwik
keling genoemd onder b is de kans groot dat
ook de taak van de HTS-ingenieur in de
zelfde richting gaat verschuiven.
d. De vermaatschappelijking van de weten
schap, de techniek, het recht enz. Ook de
HTS-er zal zich maatschappelijk moeten ver
antwoorden voor zijn doen en laten. Steeds
meer vraagt de maatschappij mensen die
niet maar één of ander vak hebben geleerd,
maar die in grotere verbanden of structuren
kunnen denken, of op zijn minst in teamver
band kunnen werken.
Consequenties voor het schoolwerkplan:
t.a.v. a: aandacht voor satellietgeodesie, zee
metingen, zeerecht;
t.a.v. b: aandacht voor vastgoedregistratie in
zijn totaal en niet alleen voor kadastrale
registratie;
t.a.v. c: uitbreiding van de vakken bedrijfskun
de, land- en stadsinrichting, vastgoed
registratie;
t.a.v. d: vooral aandacht voor hoofdzaken,
minder voor details, daarnaast meer
aandacht voor maatschappelijke vor
ming.
3.2. Technische en wetenschappelijke ont
wikkelingen:
a. Naast uitbreiding van de toepassingen van
luchtfoto-opnamen zijn diverse informatie
technieken (b.v. remote sensing) volop in
ontwikkeling.
b. De ontwikkeling van de elektronica heeft
enerzijds voor de meer klassieke landmeet
kunde een verbetering en uitbreiding van de
elektronische afstandmeters en rekenappa-
ratuur tot gevolg, anderzijds worden diverse
plaatsbepalingsystemen (zoals Decca, Hiran,
Aerodist) aanmerkelijk verbeterd.
c. De ontwikkeling van computers heeft een
toenemende digitalisering en automatisering
op verschillende gebieden tot gevolg, b.v.
bij de fotogrammetrie en kartografie. Com
binatie met de onder b genoemde ontwikke-
87