S cos a aA COS V cpt A<f breedte-interval A<p. In de kleine vlakke drie hoek P0 PP, geldt nu: AX cos <p a= A<P hetgeen langs de gehele loxodroom moet gel den. Deze vergelijking kan men ook schrijven als: A <p COS lp' A X tga Als men nu de stukjes A X en A¥> oneindig klein maakt, verkrijgt men de differentiaalvergelijking van de loxodroom: dX tga a COSy Dit opgelost door middel van de integraalreke ning geeft: X tga.In tg (45 yhip) Vult men nu voor X en V de waarden van een vast punt P0 in en trekt deze af van de vorige vergelijking, die voor elk willekeurig punt van de loxodroom geldt, dan vindt men: AX X X0 tga [In tg (45 1/2ip) In tg (45 V2V0)] (4) AX *9 a In tg (45 V2 ip) In tg (45 V2<p0), waaruit de koershoek tussen twee punten P0 en P is te berekenen. Wil men een loxodroom in de kaart als een rechte lijn afbeelden en bovendien een vaste koershoek behouden, dan wordt deze loxo droom in het platte vlak voorgesteld door de vergelijking van een rechte door een punt met een bekende richtingscoëfficiënt: y y, tg (90 (x x,) Om de koershoek te behouden, moeten de me ridianen evenwijdige rechten zijn, want anders kan een willekeurige rechte deze meridianen niet steeds onder eenzelfde hoek snijden. Het vaste punt P0 kan men op de evenaar (op de x-as) aannemen. Hierdoor wordt y, 0. De koershoek is tAX 9 a In tg (45 ^/ztp) In tg (45 1 2 ^0) Voor het geval, dat het vaste punt op de eve naar zelf ligt (y0 0) 1 In tq (45 V2ip) -cotga a"xr tga a AX Als men deze waarde in de lijnvergelijking in vult, krijgt men (x x, AX y In tg (45 ^hip). Dit is identiek aan de afbeeldingsformule van de Mercatorprojectie. In deze projectie wordt de loxodroom dus als een rechte lijn afgebeeld. Wil men voor een andere projectie het verloop van de loxodroom puntsgewijs berekenen, dan neemt men een reeks van waarden voor <p, waarbij men dan de bijbehorende waarde van X kan berekenen. Verder interesseert men zich in de lengte van de loxodroom tussen twee pun ten. Uit de kleine driehoek P0PPi kan men direct de lengte van het loxodroom-interval P0P A S herleiden op: AS cos a Als de driehoek oneindig klein wordt, dan gaat de formule over in: dip cosa Met behulp van de integraalrekening verkrijgt men de lengte van een bepaald stuk van de loxodroom dS (5) ip—ipo is het breedteverschil van het eindpunt en het beginpunt van het te berekenen loxo- droomstuk, dat men met A<Paanduidt. Tussen verschillende punten op aarde zal nu het verloop van de loxodroom en diens afwijking ten opzichte van de kortste afstand berekend worden. Hierbij worden diverse gevallen in be schouwing genomen en wel de loxodroom: a. tussen twee willekeurige punten op aarde; b. tussen twee punten op aarde, waarbij de kortste afstand over de pool loopt; c. tussen twee punten, die aan weerskanten van de evenaar liggen. (Zie figuur 3). Ad a: Berekening van de loxodroom en de or- thodroom tussen twee willekeurige punten op aarde, bijvoorbeeld tussen Amsterdam en Tokio. De gegeven coördinaten van deze twee steden zijn ontleend aan de Bosatlas: Amsterdam: <P 52,3°, X 4,8°; Tokio: <P 35,7°, X= 139,8°. De aardstraal is gesteld op 6378,388 km. 130

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1979 | | pagina 10