tan 5 a
Gevraagd:
B ///./2
_U,_
D
o
o
a. de afstanden van A naar de raakpunten
(tp) van de cirkel met R 20;
b. de omtreksmaten AB, CD en AD;
c. de uitzetmaten om B en C vanuit lijn AD
uit te kunnen zetten;
d. de oppervlakte, als de afronding bij A
meetelt als grens.
2. Van perceel ABCDEF zijn bekend de coördi-
naten:
X
y
A
- 71,14
16,21
B
- 42,09
21,32
C
- 11,84
33,12
D
9,77
- 15.61
E
- 24,29
- 30,57
F
- 82,36
- 24,92
Bereken de grootte van dit perceel met be
hulp van de methode Elling. Voer ook een
controleberekening uit volgens deze me
thode.
3. Gegeven de coördinaten
x y
A - 10,50 25,14
B 8,86 55,21
P 79,05 11,02
Q 39,45 56,80
Lijnstuk AB en lijnstuk PQ snijden elkaar in S.
Gevraagd:
a. de coördinaten van het snijpunt S en geef
hierbij aan welke methode u gebruikt;
b. controleer uw berekening en geef de uit
voering hiervan aan.
Cultuurtechniek Tijd: 100 min.
1. a. Hoe is de cultuurtechniek in Nederland
ontstaan?
b. Welke maatregelen omvat de cultuur
techniek?
c. Noem twee cultuurtechnische instellin
gen.
2. a. Wat verstaan we onder waterhuishou
ding?
b. Geef grafisch de verdeling van de neer
slag en de verdamping over de maanden
van het jaar voor Nederland. Trek uw
conclusies.
c. Wanneer spreken we van een hangwater-
profiel en wanneer van een grondwater
profiel?
3. a. Omschrijf het begrip waterbeheersing.
b. Noem minstens vijf voordelen van water
beheersing.
4. a. Wat is ontwatering of detailontwatering?
b. Wat is watervoorziening?
c. Wat is afwatering of hoofdontwatering?
5. De stroming in de grond verloopt volgens de
Wet van Darcy: Q k-^-F
a. Wat betekenen deze letters?
b. Bereken met deze formule Q, die door
een grondkolom stroomt met een dia
meter van 2,76 m, k 0,5 m/etm, h
2,0 m, 4,0 m.
6. a. Noem drie nadelen van ontwatering door
sloten alleen.
b. Met welk ontwateringssysteem kunt u dit
het best aanvullen en waarom?
7. a. Wat verstaat men onder buisdrainage?
b. Welke twee systemen van buisdrainage
kent men?
c. Licht deze beide systemen kort toe.
d. Wat is eenzijdige en tweezijdige drainage?
e. Geef de voor- en nadelen van de twee
systemen die in vraag b bedoeld zijn.
f. Welk systeem wordt in Nederland het
meest toegepast en waarom?
8. a. Wat verstaan we onder infiltratie?
b. Noem drie voorwaarden waaraan moet
worden voldaan, wil men met succes in
filtratie toepassen.
c. Welke vier vormen van infiltratie kent
men?
d. Wat verstaan we onder beregening?
e. Op welke gronden kan beregening met
gunstig resultaat worden toegepast?
f. Uit welke onderdelen kan een berege-
ningsinstallatie bestaan?
9. a. Teken een doorsnede door een polder
land, dat niet rechtstreeks op het buiten
water loost.
b. Geef de benamingen aan.
c. Wat is het polderpeil?
4. Bereken de grootte van perceel 1978.
136