d. Waardoor wordt het landbouwkundig ge wenste polderpeil beïnvloed? 10. Het jaarlijks waterbezwaar in een polder kan worden berekend uit de waterbalans. a. Geef hiervoor de formule. b. Hoeveel bedraagt de kwel in een polder, waar jaarlijks 650 mm wordt uitgemalen en 35 mm wordt ingelaten? Geef een be rekening. Voor de neerslag en de verdam ping worden de landelijke gemiddelden genomen, resp. 750 mm en 500 mm. De overige posten kunnen worden verwaar loosd. 11Bereken de afmeting b van het dwarspro fiel van een waterloop als gegeven is: v 0,25m/sec. Q 1,5 m3/sec. taluds 1 1 h 1,30 m. Bedrijfskunde Tijd: 100 min. A. Recht 1. Wat wordt verstaan onder: a. cassatie; b. codificatie; c. rechtshandelingen; d. gewoonterecht; e. absolute competentie. 2. a. Wat zijn de bronnen van het recht? b. Geef minstens drie indelingen van het recht. 3. Noem enkele voordelen en enkele nadelen van codificatie. 4. a. Welke privaatrechtelijke wetboeken kent ons recht? b. Geef de huidige indeling van het Burger lijk Wetboek. 5. a. Hoe is in ons land de rechterlijke organi satie opgebouwd? b. Wat is in hoger beroep gaan? c. Hoe vaak kun je in hoger beroep gaan? d. Wanneer is geen hoger beroep moge lijk? 6. a. Op welke leeftijd mag je gaan stemmen? b. Op welke leeftijd mag je gekozen wor den in resp. de Eerste Kamer, de Tweede Kamer, de Provinciale Staten en de Gemeenteraad? c. Welke rechten hebben de leden van de Tweede Kamer? B. Kadaster 7. a. Wat was het oorspronkelijke doel van het Kadaster? b. Wanneer is het Kadaster in ons land in gevoerd? c. Welke grote verandering vond er om streeks 1970 plaats? d. Wat betekenen de letters KADOR 8. a. Waarom maakt men een veldwerk in tweevoud? b. Wat is het grote belang van een veld werk? 9. a. Wat bedoelt men met: de Kadastrale registers zijn openbaar? b.. Omschrijf het specialiteitsbeginsel. c. Omschrijf het publiciteitsbeginsel. 10. a. Uit welke bronnen wordt het Kadaster bijgehouden? b. Welke rol speelt hierbij de Staat 73? 11. Wat wordt bedoeld met: a. Kadastrale legger; b. Reg. 69 A; c. Reg. hyp. 3; d. Kadastrale kenmerken. 12. a. Een stuk grond heeft geen zichtbare af scheidingen, wel een afzonderlijk num mer, is geboekt in de kadastrale legger en gelegen op één kadastrale kaart. Vormt dit stuk grond een kadastraal perceel? Antwoord toelichten, b. Van een perceel is de ligging bekend. Hoe vindt men nu van dit perceel de kadastrale kenmerken, de oppervlakte, de vorm en de naam van de eigenaar? C. Ruilverkaveling 13. a. Wie kunnen een ruilverkaveling aanvra gen? b. Op welke wijze dient de aanvraag te ge schieden? 14. Totale inbreng ruilverkaveling eerste schat ting f 2.000.000, Af: wegen en water lopen 3%. Af: kavels aan openbare licha men (art. 13) 2%. a. Op welke toedelingswaarde heeft een eigenaar, die f20.000,— inbrengt, recht? b. Tussen welke waarden dient deze eige naar te worden toegedeeld, indien het niet mogelijk blijkt hem precies de waarde toe te delen waarop hij recht heeft? Bereken dit. 15. a. Wie regelt de toewijzing van eigendom van de openbare wegen en waterlopen? b. Aan wie moeten deze in eigendom worden toebedeeld? c. Welke uitzondering bestaat hierop? 16. Sinds 1975 zijn er belangrijke wijzigingen in de stemmingsprocedure van kracht gewor- 137

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1979 | | pagina 17