van het Kadaster. De Vos schatte het aantal op
zo'n 16 17.000 (1). Maar wanneer men een
onderzoek naar minuutplans doet, moet men
toch wel te naaste bij weten om hoeveel plans
het dan gaat. Er zat dus niets anders op dan ze
te tellen. Dat heb ik gedaan en ik hoop dat ik
goed geteld heb!
Dat laatste schrijf ik niet alleen omdat ik, on
danks controles, fouten gemaakt kan hebben.
Er zijn meer redenen waarom een hernieuwde
telling een ander resultaat zou kunnen opleve
ren. Zo bleken helaas niet alle plans meer
aanwezig te zijn: ca. 400 minuutplans en ruim
300 verzamelkaarten zijn verdwenen.
Daartegenover zijn van de aanwezige plans en
kaarten soms meer exemplaren bewaard. Waar
de verloren plans zijn gebleven is meestal niet
bekend. Misschien worden enkele plans in fami
lie-archieven bewaard, maar de meeste zullen
wel vernietigd zijn, zoals ook te Eindhoven is
gebeurd in een bepaalde periode, toen men het
overbodig achtte minuutplans na een hermeting
nog te bewaren.
In Drenthe is van de gemeente Zweelo geen
enkel oorspronkelijk minuutplan bewaard en
aan het kantoor te Amsterdam ontbreken er ook
een aantal. In Arnhem hebben veel plans zwaar
geleden, toen ze gedurende enkele maanden in
de laatste oorlog het rioolwater hadden te ver
duren: een aantal is vervangen door gerecon
strueerde minuutplans. Afwezige plans laten
zich wat moeilijker tellen
Middelburg, waar het kantoor in 1940 door een
bombardement werd getroffen, bezit echter
nog praktisch al zijn plans, omdat deze dank
zij een antiek voorschrift wegens oorlogs
gevaar waren opgezonden naar het Departe
ment te Den Haag en vandaar doorgestuurd
naar Purmerend. Ze zijn veilig en wel terugge
komen, maar van de overige archieven is in
Middelburg veel verloren gegaan.
Zelfs bij globale bestudering van de minuutplans
en van oudere plans op de Rijksarchieven, krijgt
men de indruk dat de kaartvervaardiging vanaf
1816 gestadig is doorgegaan, waarbij men reeds
aanwezige plans verving door betere, of er een
ontwikkeling of devellopment aan toevoegde.
De wijze waarop dit geschiedde ging kennelijk
zonder duidelijke algemene richtlijnen, want er
zijn streeksgewijs grote verschillen te constate
ren. Hierop kom ik in een volgend artikel nog
terug. Nu wil ik volstaan met op te merken dat
ook na 1832 dit proces van vernieuwing en
verbetering gestadig doorging. Reeds in 1841
(1) M. de Vos, Het Kadaster en de Boekhouding op de
Hypotheken (1902), pag. 14.
werden voor de gehele Biesbosch nieuwe kaar
ten ingevoerd. Dit soort nieuwe minuutplans
heb ik, natuurlijk, niet meegeteld; maar toch
doet het wat willekeurig aan om bij hermetingen
van vóór 1832 wel van de laatste situatie uit te
gaan.
Voordat het Kadaster ingevoerd kon worden,
ontstond de zgn. Belgische opstand. (Tegen
woordig zouden we zeggen: de bevrijdingsbe
weging tegen de noordelijk imperialisten!).
Voorzover na de vrede bij de Conventie van
Maastricht van 8 augustus 1843 gemeentegren
zen tot rijksgrenzen verheven werden, bood dit
het Kadaster weinig problemen. Maar soms liep
de nieuwe rijksgrens dwars door een gemeente
heen, ook wel dwars over een kadastraal plan,
zoals Neeritter A4. Bij Baarle-Nassau werden de
plans als het ware lappendekens met Neder
lands en Belgisch gebied. Tellen we ze wel, of
tellen we ze niet? We doen het wel! Ook als het
originele plan zich thans in België bevindt en het
Nederlandse Kadaster slechts met een kopie ge
noegen moet nemen, zoals bij Sint Pieter D1.
Voor Limburg, dat zich in 1830 bij België had
aangesloten, lag de zaak weer anders. Eerst in
1842, en toen nog niet ten volle maar dat is
een verhaal apart! werd het Kadaster inge
voerd. De 1268 minuutplans en 125 verzamel
kaarten worden, hoewel later ingevoerd dan de
hermetingskaarten van de Biesbosch, natuurlijk
wel meegeteld. Bovendien beschikt men in Lim
burg soms over dubbele minuutplans, die
echter enkel geteld zijn (waarover later meer).
Dan was er nog een probleem met het normaal
formaat van 100 x 67 cm. Oorspronkelijk had
men daar kennelijk niet zo zwaar aan getild:
Veel oudere plans, vooral die uit de Franse tijd,
hadden een groter formaat. Zo kan men, b.v. in
Eindhoven, gevouwen minuutplans aantreffen;
iets wat men in het verleden blijkbaar toch ook
wel hinderlijk vond. Dan was het mes een han
dig hulpmiddel om deze te grote plans in een
Procrustus-bed te dwingen door ze langs een
figuratie in tweeën te delen. Beide plans werden
zo met blanco papier bijgeplakt dat een normaal
formaat ontstond. In de oorspronkelijke telling
golden dergelijke plans voor één exemplaar,
maar thans en dus ook voor mij zijn het er
twee.
Een aantal gemeenten was zo klein, dat één
plan voldoende was om ze af te beelden. In veel
gevallen is dan het minuutplan tevens verzamel
kaart, of omgekeerd. In mijn telling doen ze
voor beide mee.
Al met al: tellen is toch niet zo eenvoudig! Maar
bij de oprichting van het Kadaster waren er
15.817 minuutplans en 1316 verzamelkaarten.
Welgeteld?
124