X P A van conformiteit. De raakcirkel aan de cylinder, dus de evenaar, wordt behoudens een schaal- factor op ware lengte afgebeeld. De meridianen worden hier op eenzelfde onderlinge afstand weergegeven. (Zie figuur 1 De eis van conformiteit houdt in dat de vergro tingsfactor van de parallellen gelijk is aan de ver grotingsfactor van de meridianen. Zoals bij alle cylindferprojecties worden de parallelelementen op dezelfde wijze vergroot, namelijk in de ver houding van de cylinderstraal tot de parallel- straal. Dus geldt voor alle parallellen a OM OP _J_ sec BP OA cos ip (Zie figuur 2). De vergroting in de meridiaan op de cylinder- mantel is de verhouding van het interval van twee parallelcirkels (y A y) y tot een over eenkomstig meridiaanstukje op de bol A tp A y dus -T-1-. Om gelijkvormigheid in oneindig kleine A p Fig. 1. P' M delen te verkrijgen gaat men over op het diffe rentiaal quotiënt Deze verhouding gelijk gesteld aan de parallel vergroting geeft: dy _R_ R d«P óp> of dy - cos <p cos <p Toepassing van de integraalrekening geeft: .d <p /dy of Fig. 2. COS y R.ln tg(1/47r+ 1/2<£) C De telling van de geografische breedte begint bij de evenaar, waardoor men de integratie- constante C op kan lossen. De evenaar (<p 0) wordt afgebeeld door de x-as (y 0): 0 R. In tg 1/4 TT C 0 0 C »*C 0 De afbeeldingsformules voor de Mercatorpro- jectie zijn dus: x R.X y R.ln tg (1/4 7r V2^ waarin: R deschaalfactor <p en X de geografische breedte en lengte x en y de rechthoekige coördinaten in het afbeeldingsvlak t.o.v. de eve naar en de Greenwich-meridiaan. Het tekenen van een kaart in de Mercator- projectie Voor het tekenen van een geografische kaart (schaal 1 200.000 of kleiner), waarbij merkbare vervorming optreedt, is het nodig eerst het graadnet in tekening te brengen. (Zie figuur 3). Daarna kan met behulp van de aanwezige gege vens, hier een globe op schaal 1 51.000.000, de kaartvlakken in de graadnetvlakken worden ingetekend. De afmetingen in de richting van de meridiaan zowel als in de richting van de parallel worden ieder op zodanige schaal overgebracht als de af metingen van het vak vereisen. Dit brengt echter dan alleen geen onnauwkeurigheid met zich mee, als de graadvlakken zo klein zijn, dat men de vervormingen over elk vak als constant mag beschouwen. Voor de geografische lengte geeft dit geen pro blemen, daar deze lengte lineair tussen de meri dianen geïnterpoleerd kan worden. De geogra fische breedte is verdicht tot op 2°, om lineaire interpolatie mogelijk te maken. Desondanks krijgt men bij de tachtigste breedtegraad toch nog een merkbaar verschil tussen deze vakken onderling. Een verdere verdichting heeft echter weinig nut, daar één gre~d op de globe nauwe lijks is af te lezen en eu.i afwijking tengevolge van de lineaire interpolatie derhalve binnen de tekennauwkeurigheid ligt. 126

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1979 | | pagina 6