meerite die de naam van de burgerlijke ge meente draagt". Het voorschrift wordt vaak niet toegepast, als de andersgenaamde kadas trale gemeente zo'n grote omvang heeft dat samenvoeging met de hoofd-kadastrale ge meente een veel te grote (dus onoverzichtelijke) administratie tot gevolg zou hebben; verder blij ven veel kadastrale gemeenten gehandhaafd, die al zeer lang bestaan (Gelderland, Friesland), Behalve opheffingen en samenvoegingen heb ben er sinds 1832 ook honderden grenswijzi gingen plaatsgevonden, waarbij van een te handhaven gemeente gebied overging naar, of werd uitgewisseld met, een aangrenzende te handhaven gemeente. Het is in dergelijke geval len zo, dat het aan een gemeente toegevoegde gebied ook kadastraal daaronder dient te wor den te boek gesteld. Dat geeft wel eens proble men, als de vergrote gemeente uit meerdere kadastrale gemeenten bestaat en het toege voegde gebied niet aan de kadastrale gemeente grenst, welke de naam van de burgerlijke ge meente draagt. Volgens het voorschrift gehan deld, ontstaan er dan kadastrale enclaves bin nen een burgerlijke gemeente. Er wordt echter ook wel anders gehandeld: Het toegevoegde gebied wordt dan ingedeeld bij de aangrenzen de kadastrale gemeente. Een mooi voorbeeld hiervan is weer de gemeente Eindhoven. De kadastrale gemeente van die naam ligt nergens tegen de grens van de burgerlijke gemeente aan (omvat alleen het stadscentrum). Toen in 1972 van een aantal buurgemeenten stukjes grond aan de burgerlijke gemeente werden toege voegd, is om tientallen enclaves te voorko men besloten dat de toegevoegde gebieden zouden worden ondergebracht bij de aangren zende kadastrale gemeente, waarvan er naast Eindhoven zelf nog vijf op burgerlijk Eindhovens grondgebied verkeren. Hierdoor bleef de duidelijkheid in de administratie ge handhaafd. Een duidelijkheid, die anders waar schijnlijk ver te zoeken zou zijn geweest. Een uniek geval is, als ten gevolge van een „or dinaire" grenswijziging (waarbij zowel verklein de als vergrote gemeenten blijven bestaan) een nieuwe "kadastrale gemeente ontstaat. Dit is voor zover mij bekend alleen gebeurd toen in 1915 het dorp Helpman en een groot omliggend gebied van Haren werd afgescheiden en aan Groningen werd toegevoegd. Het gebied werd kadastraal niet onder Groningen gebracht, maar er werd een nieuwe kadastrale gemeente, ge naamd Helpman, van gemaakt. Omdat het dorp Helpman sinds kadasterheugenis tot Haren heeft behoord en er dus geen historische rede nen waren om van Helpman een gemeente te maken, is dit zuiver uit doelmatigheidsoverwe gingen geschied. Men bedenke dat het hier al een tamelijk stedelijk gebied betrof, dat dus de kadastrale overboeking naar Groningen zeer veel tijd en moeite zou kosten en het derhalve veel eenvoudiger was om er een zelfstandige kadastrale gemeente van te maken. Wat er allemaal dient te gebeuren met registers en kaarten als er een verandering van gemeen tegrenzen wordt doorgevoerd, wordt uitgebreid beschreven in de artikelen 654 t/m 665 van de IKR. Hiernaar moge kortheidshalve worden ver wezen. 6. Rol van het Kadaster bij voorbereiding van grenswijzigingen enz. In de meeste wetten tot wijziging van de ge meentelijke indeling (daargelaten de wetten, die louter dienen ter vereniging van enkele gemeen ten, zonder verdere wijzigingen) zijn de nieuwe grenzen omschreven met behulp van kadastrale kenmerken, b.v.: „...de grens volgt de oost zijde van de weg, kadastraal bekend Bedum, sectie T, no. 752, tot zij de scheiding ontmoet tussen de percelen Bedum, sectie T, no's 481 en 3421. De grens volgt de scheiding in oostelijke richting..." enz. Dit suggereert een sterke betrokkenheid van het Kadaster bij het ontwerpen van de grens. Vroeger, d.w.z. in de 19e eeuw, was dat inderdaad het geval: Als er een grensverandering werd voorbereid, werd de ingenieur-verificateur gevraagd een geschikte grens te ontwerpen. Zijn advies werd doorgaans aangenomen. Men dient hier te bedenken, dat het Kadaster toentertijd de enige instelling was, die nauwkeurige informatie bezat over de ge meentegrenzen en dat het ook als enige be schikte over geschikte kaarten waarop grenzen konden worden ontworpen. De opkomst vooral na de eeuwwisseling van de topografische kaar ten (met name 1 50.000 en 1 25.000) hief de „alleenheerschappij" van de kadastrale kaart op. Men kon nu zelf een grens ontwerpen op de topografische kaarten; er moest dan alleen nog een kadastrale omschrijving bij worden gefabri ceerd. Thans zijn het vrijwel uitsluitend provinciale diensten, die een grenswijzigingsvoorstel voor bereiden, tot en met de kadastrale omschrijving toe. Die omschrijving maakt men dan met be hulp van afdrukken van de kadastrale kaart. Dat wil overigens wel eens een enkele keer verkeerd gaan. Zo is in 1962 een wet tot stand gekomen, waarbij de grens tussen Slochteren enerzijds, en Ten Boer en Loppersum anderzijds, werd gelegd langs de „kadastrale noordgrens van het Eemskanaal". Uit het wetsontwerp blijkt, dat men bedoelde de noordelijke oever van het 163

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1979 | | pagina 11