2. Voorschriften voor en uitvoering van de
grensbepaling
De kadastrale gemeente
De basis voor de kadastrale administratie was
de indeling in burgerlijke gemeenten. Per be
staande gemeente diende het onroerend goed
te worden geïnventariseerd en opgenomen.
In principe werden dus alle burgerlijke gemeen
ten ook kadastrale gemeenten.
In de provincies Friesland en Gelderland is daar
van echter afgeweken. Zo werd Gelderland
kadastraal opgedeeld in circa 185 gemeenten en
Friesland in ruim 90 gemeenten, terwijl er 120,
resp. 43 burgerlijke gemeenten waren. Deze ka
dastrale indeling nu kwam vrijwel overeen met
de burgerlijke indeling, zoals die van kracht was
geweest tussen 1812 en 1816. In de meeste pro
vincies waren gedurende die vier jaar vele, vaak
zeer kleine gemeenten samengevoegd. In Fries
land en Gelderland daarentegen nam het aantal
gemeenten toe, omdat men daar veelal de
grote, meerdere dorpen omvattende gemeen
ten gesplitst had.
In 1816/1817 werd de vóór 1812 gebruikte inde
ling weer hersteld, waardoor Gelderland 120 en
Friesland 43 gemeenten telde. Desondanks is
kadastraal het grotere aantal gemeenten in deze
provincies gehandhaafd. Het werd na herstel
van de oude burgerlijke indeling niet nodig
geacht om de ,,in gebruik zijnde" gemeenten
samen te voegen tot de nieuwe burgerlijke ge
meente. Doelmatigheidsoverwegingen (in de
zin van een grotere gemeente kadastraal op
splitsen om administratief handelbare gemeen
ten te krijgen) zullen geen rol hebben gespeeld.
In Friesland was het wel een gunstige bijkom
stigheid (de gemiddelde plattelandsgemeente
was daar (in 1830) ruim 10.000 ha groot), maar
in Gelderland waren de kadastrale gemeenten
(vooral in de Betuwe en het westelijk deel van
de Achterhoek) vrij klein. Op het grondgebied
van Druten (2900 ha) waren er bijvoorbeeld drie.
Bovendien is in geen enkele andere provincie
kadastrale opsplitsing van grote gemeenten toe
gepast. Overigens is deze afwijkende kadastrale
gemeentelijke indeling thans nog vrijwel geheel
intact (enkele grenswijzigingen daargelaten).
In Friesland tellen bijv. Opsterland en Ooststel
lingwerf zes, resp. vier kadastrale gemeenten,
in het Gelderse treft men er bijv. in Ede vijf, en
in Gorssel drie aan.
Vermeldenswaard is, dat het principe: „elke
burgerlijke gemeente kadastrale gemeente",
in Zuid-Holland een paar merkwaardige gevallen
opleverde. Zo was er een gemeente genaamd
Tempel, welks grondgebied geheel werd omslo
ten door Berkel en Rodenrijs (daarmee in 1855
ook verenigd). Deze gemeente omvatte slechts
11 ha (een blokje van 10 percelen met de bijbe
horende uitweg) en was onbewoond (I). Even
min bewoond was de gemeente De Vennip (in
1855 aan Hillegom toegevoegd).
Curieus was verder het geval van de „gemeen
te" De Lek. Deze kwam voort uit een oude
ambachtsheerlijkheid welke het wateroppervlak
van en de platen in de rivier de Lek omvatte
tussen Ammerstol (bij Schoonhoven) en Krim
pen aan den IJssel. Er was (uiteraard) geen be
woning mogelijk. Omdat De Lek nooit was toe
gedeeld aan de aangrenzende gemeenten en er
nog een ambachtsheer was, werd het bij de
grensopneming als een afzonderlijke gemeente
aangemerkt. Er is ook een proces-verbaal van
grensbepaling opgemaakt (1827). Een aantal
jaren bleef deze situatie onopgemerkt, tot ech
ter in 1846 het Provinciaal Bestuur er achter
kwam dat er bij de belastingen eene Ge
meente bekend is, onder de benaming van de
Lek, hoedanige Gemeente er eigenlijk niet be
staat..." Het was nl. gebleken, dat het oude
ambacht nooit tot gemeente was verheven (bij
herstel van de oude indeling in 1816/1817),
maar dat het ook nooit was verdeeld onder de
aan weerszijden van de rivier gelegen gemeen
ten. Een dergelijke verdeling werd tenslotte bij
Koninklijk Besluit van 22 mei 1847 verordon
neerd.
Tegenwoordig zijn gevallen als hierboven be
schreven, gewoon onbestaanbaar. In die tijd
echter speelden de volgende factoren een rol:
er bestond een groot ontzag voor het histo
risch gegroeide (met name in Zuid-Holland);
de communicatie was zeer slecht;
maar vooral was de overheidstaak zeer be
perkt en zeker de taken van een gemeente.
En voor zover er gemeentelijke taken waren,
betroffen deze uitsluitend het wel en wee
van de inwoners (armenzorg, handhaving
orde). Gebieden zonder inwoners hadden
derhalve in feite geen bestuur nodig.
In dit licht bezien is het voorkomen van deze ge
vallen wat beter te begrijpen, al blijven het
natuurlijk curiosa.
De grensopneming
Wanneer gemeenten voor een bepaald jaar op
de „rol" stonden, ging er een brief uit van de
prefect (later: gouverneur) aan de „maires"
(burgemeesters) van de betrokken gemeenten,
met de mededeling dat op een zeker tijdstip een
landmeter van het Kadaster zou komen om de
gemeentegrenzen te gaan opnemen. Zij (de
maires) dienden..bij het opnemen der grens
scheidingen tegenwoordig te wezen, om den
landmeter in zijne werkzaamheden behulpzaam
156