ervan uitgegaan dat deze plannen tot 1985 a 1990 6400 ha zouden vergen. Op het ogenblik van de Kamerbehandeling van de wet in 1977 was reeds 800 ha gerealiseerd. Teneinde zowel te verzekeren dat de resterende 5600 ha gestalte zouden krijgen, maar ook aan andere belang hebbende sectoren duidelijkheid te verschaffen hoeveel grond voor landschap, natuur en recre atie zou worden aangewend, is de onteigenings mogelijkheid in de wet opgenomen. De herinrichtingsplannen voor de afzonderlijke zeven deelgebieden zullen de onteigeningsbasis moeten vormen. Dit maakt het noodzakelijk om bij het vaststellen van deze herinrichtingsplannen een nauwkeurig uitgewerkt landschapsplan ter beschikking te hebben. Anders dan in ruilverka velingen zal de overeenkomst tussen de uitein delijke uitvoering en het oorspronkelijke land schapsplan niet globaal maar „letterlijk" moe ten zijn. Bij de ontwikkeling van de ideeën voor het toe komstige landschap is de bestaande identiteit van het gebied een belangrijk uitgangspunt. Onder identiteit van een gebied in dit verband kan men verstaan het bestaande landschaps beeld, zoals dat in de loop van de geschiedenis is gegroeid. Het is niet goed mogelijk om in het bestek van een kort artikel méér dan enkele hoofdzaken uit de geschiedenis van het herinrichtingsgebied aan te geven. De basis voor de landschappelijke opbouw van Oldambt, Westerwolde en de Veenkoloniën is gelegen in het Pleistoceen. Na deze periode bleven als belangrijke reliëf elementen de zogenaamde horst van Winscho ten, het beekdalstelsel van Westerwolde en het Hunzedal achter. Dekzandruggen verdeelden het gebied verder in slecht ontwaterde afzon derlijke kommen, die vooral bij het vochtige kli maat in het begin van het Holoceen (de periode die ook nu nog voortduurt) gunstige omstan digheden verschaften voor veenvorming. Oor spronkelijk ontstond laagveen uit de resten van afstervend moerasbos, min of meer onder water, waarbij de vegetatie nog kon profiteren van voedingszouten uit de minerale ondergrond. Onder andere door kwel uit het Drents plateau is deze laagveenvorming in het Hunzedal door gegaan. Echter niet in het centrale gebied van de huidige Veenkoloniën, waar de vegetatie, als het afgestorven materiaal een zekere dikte had bereikt, uitsluitend op regen- en sneeuw water was aangewezen. Veenvorming trad op in afzonderlijke stuifzand kommen, die langzaam volraakten, zodat de af zonderlijke veencomplexen op zeker moment elkaar op de stuifzandruggen bereikten. Ten op zichte van de centrale delen van de afzonder lijke veenmassa's lagen deze „sluitnaden" lager, waardoor er zich veenmeren en -stromen kon den vormen. Bekende veenstromen zijn geweest de Oude A, waarlangs Veendam - Wildervank ontstond, de Pekel A, een gedeelte van het Pagediep bij Stadskanaal, het Valtherdiep en de Runde ten zuiden van Roswinkel. Het noordelijke deel van het hoogveen rondom de horst van Winschoten is weggeslagen door de opkomende zee, die na de Romeinse tijd diep landinwaarts drong. De oorspronkelijke be woning werd teruggedrongen naar de randen van enkele keileembulten, zoals de horst van De achtereenvolgende bedijkingen in het Oldambtgebied. Winschoten. Van hieruit is sinds de 15e eeuw het land langzaam teruggewonnen door een serie bedijkingen, waarvan de laatse in het begin van deze eeuw plaatsvond. Het land schap wordt er daardoor thans gekenmerkt door grootschaligheid, akkerbouw op klei en verspreide boederijreeksen. Westerwolde lag te hoog om door het veen overgroeid te kunnen worden. Het gebied be staat uit enkele beekdalen met begeleidende stuif- en rivierduinen, terwijl bij Onstwedde een vrij omvangrijk keileemrestant boven de om geving uitsteekt. Het gebied is vanouds be woond; er zijn archeologische vondsten tot 4000 jaar geleden gedaan. De gebruiksvorm heeft zich aangepast aan de natuurlijke omstandig heden, waardoor het gebied zich kenmerkt door kleinschaligheid, verspreide dorpjes en boerde rijen, kleine bosjes, hakhoutwallen, essen (en esjes) en madelanden. In het kader van de her inrichting zal aan het behoud van dit aantrekke lijke landschap veel aandacht worden ge schonken. Het centrale veenmoeras is pas sinds het begin van de 17e eeuw op grote schaal ontgonnen. De ruggegraat van dit gebied wordt gevormd door een vooral onder leiding van de stad 199

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1979 | | pagina 15