berichten
bijhouding, inbreng gemeentelijk kaartmate
riaal,auteursrecht):
de mogelijkheid van tussentijdse wijziging
en van opzegging van de overeenkomst.
5. Hermeting van kadastrale kaarten
Tot slot willen wij nog enkele opmerkingen ma
ken over de hermeting van kadastrale kaarten.
Het Kadaster is namelijk niet alleen bezig met de
vervaardiging van grootschalige basiskaarten,
maar ook krachtens zijn taakopdracht met
de vernieuwing van het kadastrale kaartenbe-
stand. Ongeveer 30% van het oppervlak van
Nederland is opnieuw in kaart gebracht. Deze
hermeting levert kaarten op die dezelfde schaal,
nauwkeurigheid en grondslag hebben als de
basiskaart.
De inhoud van de kadastrale kaart is, gelet op
het doel ervan, uiteraard een andere dan die van
de basiskaart. De kadastrale kaart bevat in begin
sel alleen de juridische grenzen van percelen,
die niet behoeven samen te vallen met zichtbare
afbakeningen. Ter bevordering van de leesbaar
heid van de kadastrale kaart worden ook gebou
wen afgebeeld, doch deze zijn beperkt tot
hoofdgebouwen. Voor de bijhouding van deze
kaarten geldt, wat betreft de juridische grenzen,
een periode van gemiddeld één tot twee jaar na
het juridische ontstaan van de grens (o.a. bij
akte van koop en verkoop). Voor de bijhouding
van gebouwen moet met een meervoudige ter
mijn rekening worden gehouden.
In het kader van de hiervoor genoemde proef
projecten zal ook de functie, die de basiskaart
kan hebben bij de kadastrale gegevensverstrek
king, worden onderzocht. Voorts zal daarbij
worden gezocht naar de wijze, waarop de af
stemming van de bijhouding van de basiskaart
en de kadastrale kaart tot stand kan worden ge
bracht. Naar onze mening is een hermeten ka
dastrale kaart in sommige gevallen ten minste
even goed bruikbaar als een basiskaart. Met
name valtte denken aan het gebruik ten behoeve
van de voorbereiding en de uitvoering van be
stemmingsplannen, waarbij het betrokken ge
bied op korte termijn ingrijpend zal worden ge
wijzigd of wel juist weinig zal veranderen, ook
niet op langere termijn.
In verband met de beperkte middelen -van het
Kadaster zullen eerst de volgende gebieden
voor hermeting in aanmerking komen:
ruilverkavelingsgebieden;
gebieden die zijn gelegen in een bestem
mingsplan en die in de naaste 'toekomst
worden bebouwd;
gebieden waar in formeel geregeld samen
werkingsverband de detailmetingen door
derden worden verricht of waarvan een der
de bereid is minimaal 50% van de aan de
hermeting verbonden kosten uitgezon
derd de landmeetkundige grondslag te
betalen.(Bijhouding van de kadastrale kaart
behoort tot de taak van het Kadaster en is
dan ook in beginsel gratis);
gebieden die om reden van interne doel
matigheid worden hermeten, zoals enclaves
en afrondingsgebieden in ruilverkavelingen
en gebieden waar de bestemming van de
gronden in belangrijke mate afwijkt van het
huidige gebruik.
Voor de jaren 1979 en 1980 is voorzien in een
hermeting van 15.000 ha per jaar (excl. ruil
verkaveling). Indien u het (laten) vervaardigen
van een basiskaart overweegt, doet u er goed
aan te informeren of het Kadaster bezig is met
hermeting van de kadastrale kaart. Er kan dan
naar worden gestreefd om beide kaarten zoveel
mogelijk op elkaar af te stemmen.
EEN STUDIEGROEP VOOR DE
GESCHIEDENIS VAN DE
NEDERLANDSE LANDMEETKUNDE?
In zijn artikel Heeft de geodeet geen belang
stelling voor het verleden?" (NGT mei 1979)
stelt ing H. C. Pouls dat het tijd wordt dat er ook
in ons land een studiegroep wordt opgericht,
die zich bezig houdt met de geschiedenis van
de Nederlandse landmeetkunde. Belangstellen
den uit alle lagen van de geodetische beroeps
bevolking zouden lid van deze studiegroep
moeten kunnen worden.
In verband met dit laatste lijkt het ons wenselijk
het laatste gedeelte van het artikel van de heer
Pouls hier over te nemen:
Wat is er voor het oprichten van zo'n studie
groep nodig? In de eerste plaats een groep en
thousiaste mensen met grote belangstelling voor
het verleden van ons vakgebied in de ruimste
zin van het woord, die bereid zijn ook in hun
vrije tijd zich hiermede bezig te houden.
In de tweede plaats een actieve medewerking
van landmeetkundige diensten en instellingen.
Vervolgens een overkoepelend orgaan, zoals
b.v. de Rijkscommissie voor Geodesie, onder
wiens „vleugels" deze groep werkzaam zal zijn.
Naar mijn mening moeten we voorkomen, dat
deze studiegroep gaat behoren tot één bepaal
de „club". Belangstellenden uit alle lagen van
de geodetische beroepsbevolking moeten lid
van deze studiegroep kunnen worden.
206