De Herinrichting*) door ir. L. M. E. N. Prompers, projectleider in het herinrichtings- gebied om de deelgebieden Emmen en de Kanaalstreek bij de Landinrichtingsdienst. Het herinrichtingsgebied Het herinrichtingsgebied Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën strekt zich globaal uit van de Hondsrug tot aan de Duitse grens en van Delfzijl in het noorden tot aan het Drentse hoogveengebied in het zuiden. Laten we daarbij het gebied Nieuwlande niet over het hoofd zien. De totale oppervlakte van het her inrichtingsgebied bedraagt ca. 130.000 ha. De belangrijkste woonkernen in het gebied zijn Hoogezand-Sappemeer, Stadskanaal, Veen- dam en Winschoten, terwijl ook nabijgelegen kernen als Delfzijl, Emmen en Groningen een belangrijke invloed op de ontwikkeling van het gebied hebben of hebben gehad. In het gebied wonen ca. 250.000 mensen. Vanuit de historie kan het gebied in drie delen worden gesplitst, n.l. Westerwolde, het Old- ambt en de Veenkoloniën. Dat is ook nu nog zichtbaar in de landschapsstructuren. Aangenomen mag worden dat zich in Wester wolde reeds ca. 1000 jaar geleden mensen blij vend hebben gevestigd. Door de natuurlijke ge steldheid van het gebied hebben slechts enkele plaatsen zich ontwikkeld tot volledige esdorpen (Onstwedde, Vlagtwedde, Sellingen). Door de ligging te midden van hoogveenmoerassen bleef Westerwolde eeuwenlang een geïsoleerd ge bied. Pas toen rond de eeuwwisseling het gebied door de aanleg van kanalen en verharde wegen beter werd ontsloten, veranderde het sterk zelf- verzorgende karakter van het gebied. In het Oldambt kwam de oudste bewoning voor op de oeverwallen langs de Eems. Door fre quente inbraken van de Dollard in de 12e t.m. de 15e eeuw verdween een groot gedeelte van het gebied in zee en werd de bewoning terugge drongen naar de rand van de horst van Win- Voor deze inleiding is dankbaar gebruik gemaakt van bij dragen van het secretariaat van de Herinrichtingscom missie en het concept-voorontwerp herinrichtingspro gramma. schoten. Na 1500 vond van hieruit een herovering op de zee plaats, waarbij de verkaveling plaats vond volgens het recht van opstrek. Tot in de 18e eeuw bestond het gebied voornamelijk uit grasland. Na een catastrofale veepestepidemie ging men over op akkerbouw. Het eenzijdige bouwplan, met in hoofdzaak graanteelt in met name de oudere Dollardpolders, bracht grote seizoenswerkloosheid met zich mee, wat leid de tot sterke tegenstellingen tussen boeren en arbeiders. Het gebied van de Veenkoloniën werd aanvan kelijk bedekt door een uitgestrekt hoogveen complex, slechts toegankelijk via enkele veen- dijken en doorgangen. Deze werden beheerst door vestigingen als Bourtange en Coevorden en b.v. de Emmer- en Valterschans. Slechts aan de randen van dit complex vond een extensief gebruik van het veen plaats, in de vorm van randveenontginningen, het houden van scha pen en de verbouw van boekweit. Pas in de 17e eeuw werd de ontginning van het veen op grote schaal aangepakt, waarbij de stad Groningen een overheersende rol speelde. Tegen de helling van het veen in werden kanalen gegraven en aan daartoe opgerichte compagnieën werden ter vervening gedeelten van het veengebied ver pacht. Het Stadskanaal werd de hoofdas van de ontwikkeling, van waaruit ook de Drentse mon- den-verveningen plaatsvonden. In het gebied ten zuiden en oosten van Emmen vond de ver vening o.a. plaats vanuit de Verlengde Hoge- veensche Vaart. Langs de kanalen vestigden zich de veenarbeiders. Later, nadat de vervening beëindigd was, werden hier ook de boerderijen gebouwd. De vervening heeft in belangrijke mate de struc tuur van de Veenkoloniën bepaald. Een struc tuur, die gekenmerkt werd door een rationeel systeem van kanalen en daarop uitmondende wijken, waarbij de aanleg van landwegen ver waarloosd werd. Deze structuur werd lange tijd zeer positief beoordeeld. Zelfs de Japanners 187

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1979 | | pagina 3