Stads- en dorpsvernieuwing in het kader van de Herinrichting Kostenraming en kostenverdeling2) Om u een indruk te geven van de kosten geef ik nu een opsomming van de kosten per sector. Daarbij moet u wel bedenken dat een aantal werken en activiteiten ook zonder herinrichting zouden worden uitgevoerd. Het zijn dus niet al leen extra-gelden. Infrastructuur810 milj. Herverkaveling100 milj. Verbetering agrarische structuur.220 milj. Stadsmeierrechten40 milj. Overdracht wegen/kanalen20 milj. Landschap, openluchtrecreatie, natuurgebieden en cultuurhistorie 370 milj. Sociaal-cultureel plan110 milj. 21 De kostenraming is ontleend aan het concept-vooront werp herinrichtingsprogramma, zoals dit op 30 maart jl. in de vergadering van de Herinrichtingscommissie be sproken is. De cijfers hebben nog een voorlopig karakter en moeten als indicatief worden gezien. Stads-en dorpsvernieuwing900 milj. Afvoer afvalwater180 milj. Voorbereiding schadevergoedingen, grondbehoefte plan wegen en waterlopen, onvoorzien100 milj. 2850 milj. Twee miljard, acht honderd en vijftig miljoen. Op te brengen door: particulieren500 milj. waterschappen60 milj. gemeenten300 milj. provincies/nutsbedrijven150 milj. rijk1840 milj. 2850 milj. Met deze cijferreeks wil ik ook mijn verhaal besluiten. De herinrichting zal een uitdaging zijn voor het gebied, de bestuurders en de uitvoer ders. door W. Wester, Hoofdingenieur-directeur van de Volkshuisvesting te Groningen. Alvorens in te gaan op de problematiek van de stads- en dorpsvernieuwing zal ik enkele histo rische achtergronden belichten, welke geleid hebben tot de noodzaak van stads- en dorps vernieuwingen die mede de aard van het pro bleem bepalen. Als ik het dan heb over „histo rische achtergronden", dan bedoel ik daarmee de periode van na 1945. Uiteraard is ook de tijd daarvóór van belang, maar ik meen dat ik me dan teveel buiten het bestek van het onderwerp be geef. Bovendien wil ik mijn verhaal richten op de problematiek van de stads- en dorpsver nieuwing, zoals die zich manifesteert in het herinrichtingsgeoied. Dat betekent dus dat ik niet inga op de specifieke problematiek van grote en middelgrote steden. Nu dan eerst enkele historische achtergronden, uitgaande van de situatie in 1945. In 1945, dus na Wereldoorlog II, was de situatie in het her- inrichtingsgebied in grote lijnen de volgende: Vrij regelmatig verspreid over het gebied liggen een aantal grotere, maar vooral kleinere dorpen, die in hoofdzaak bestaan uit oude bebouwing, grotendeels van voor 1900 a 1920. Zowel bouw- als woontechnisch is deze van matige kwaliteit. Veel nieuwe wijken zijn er niet, het centrum is vrijwel overal nog het oude historische concen tratiepunt. Een voor de streek typerende bebouwing is de vele lintbebouwing, voornamelijk van veen koloniale oorsprong. In het Groninger Oldambt hangt deze bouwwijze nauw samen met de ver landing en inpoldering van de Dollard. Wat zijn nu de oorzaken dat we nu anno 1979 met een dorpsvernieuwingsprobleem zitten. Ik zal er u enkele noemen, deels van algemene aard, deels toegespitst op landelijke gebieden, als het herinrichtingsgebied: 1. de achterstand in kwantitatieve en kwalita tieve zin, opgelopen in de afgelopen oorlog en in het bijzonder door het overheidsbeleid terzake, in de jaren daarna met name het be leid ten aanzien van de huren; 2. wijzigingen in de werkgelegenheidssituatie; 193

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1979 | | pagina 9