de foto-lithografie te gaan toepassen. De in inkt getekende minuutbladen op tekenpapier, schaal 1 5000, werden langs fotografische weg ver kleind naar de schaal 1 10.000, waarna zij werden overgebracht op de zinkplaat, welke reeds was geprepareerd voor het afdrukken volgens het off-set procédé. Omstreeks 1938/39 werd deze werkwijze we derom gewijzigd, toen de calqueerstereoscoop haar intrede deed. Men ging toen over tot het calqueren en beschrijven van de situatie op de eenzijdig gematteerde codatrace-film, welke tijdens de afwerking met Arabische gom werd vastgehecht op het aluminium minuutblad. Deze werkwijze was noodzakelijk, aangezien de codatrace-film sterk aan rek en krimp onder hevig was bij verschillen in temperatuur en vochtgehalte. De inkt werd door de tekenaar zelf met staafjes Chinese inkt vervaardigd en op dikte en zwarting gewreven in rozijn-azijn in een matglazen bakje. De inkt moest goed hech ten en diep zwart zijn om een goede reproduktie te verkrijgen. De kartering en calquering werden uitgevoerd op de schaal 1 10.000. Het calqueren op coda trace-film, geschiedde met lithografische teken pennetjes, aangezien voor de schaal 1 10.000 een trekpen moeilijk toepasbaar is. Tot 1957 werden de beschrijvingen en de signaturen met de hand getekend, daarna werd voor de rivier- kaarten stripping-film toegepast, welke in eigen bedrijf werd ontwikkeld en vervaardigd. De bladen verschenen in een oplage van 300 exemplaren, welke werden gedistribueerd onder de directies en diensten van de Rijks waterstaat en een groot aantal vaste afnemers (o.a. provinciale en gemeentelijke diensten, militaire instanties, Topografische Dienst, Do meinen, Rijksarchief, Waterloopkundig Labora torium, universiteiten, ministeries). In 1962 werd de tweede herziening beëindigd; het laatste blad dat werd uitgegeven was nr. 5 - Zutphen van serie IV, ged. IJssel uitgave 1961. Van een aantal rivierkaarten van de tweede her ziening zijn meerdere uitgaven verschenen. De Rivierkaart „nieuwe stijl" De wijze van samenstelling en de manier van verspreiding van de rivierkaarten tweede her ziening voldeed omstreeks 1958 niet meer. Op initiatief van het toenmalige hoofd van de Meetkundige Dienst, ir. A. J. v. d. Weele, en de hoofdingenieur-directeur van de Directie Boven- rivieren van de Rijkswaterstaat, ir. I. J. Kleinjan, vond een bespreking plaats op 13 november 1959 te Delft, met de bovengenoem- den en hun collega's van de directies Overijssel, Limburg en Benedenrivieren, waar onder meer het volgende werd vastgesteld a. De Rivierkaart is en blijft nodig. De betrok ken diensten hebben veel behoefte aan een kaart, waarop het winterbed in details is af gebeeld. Ondanks de bezwaren wordt de rivierkaart op schaal 1 10.000 veel gebruikt. b. De huidige toestand t.a.v. de kaartvervaar diging is onbevredigend; de wijze van sa menstellen en uitgave is ondoelmatig, kost baar en tijdrovend. De bijhouding geschiedt in een te laag tempo. c. De kaartinhoud kan belangrijk vereenvou digd worden. De vele gegevens, voorko mende op de kaarten 1 10.000, belemmeren het gebruik en doen de kaart snel veroude ren. e. De schaal 1 10.000 is te klein. Nodig is een kaart op schaal 1 5000 van de rivierge deelten, waarlangs geen of weinig bebou wing voorkomt en op schaal 1 2000 van riviergedeelten, waarlangs een dichtere be bouwing voorkomt. De huidige Rivierkaart wordt door de diensten dikwijls tot deze schalen vergroot. f. Het door het hoofd van de Meetkundige Dienst aanbevolen systeem, n.l. karteren op schaal 1 5000 c.q. 1 2000 en het verstrek ken van maatvaste calques aan de belang hebbende diensten, wordt aanvaard als het meest doelmatige en het minst kostbaar. Ook de bijhouding wordt dan eenvoudiger en minder bewerkelijk. g. Wanneer van bepaalde riviergedeelten uit andere hoofde kaarten zijn gemaakt van vol doende kwaliteit en inhoud, zal de Rivier kaart daarvan gebruik maken. Op 1 juni 1960 stelden de toenmalige arrondis sementsingenieurs en het hoofd van de afdeling Studiedienst in de directie Bovenrivieren met het hoofd van de Meetkundige Dienst vast, dat een goede rivierkaart waarop het winterbed in details is afgebeeld voor een goed rivierbeheer onmisbaar is. De kartering van een 500 meter brede strook binnendijks terrein kan echter wor den teruggebracht tot 50 meter. Vastgesteld werd dat de rivierkaarten in het gebied van de directies Bovenrivieren, Limburg en Overijssel vervaardigd zullen worden of) schaal 1 5000; in het gebied van de directie Benedenrivieren (be nedenstrooms van Gouda, Gorinchem en Moer dijk) op schaal 1 2000. Bij het vaststellen van de bladindeling is er van uitgegaan dat een overlap van 5 10 cm, tussen de bladen onderling, noodzakelijk is. De bladen zijn geprojecteerd op de richting as-rivier. (Dit in tegenstelling tot alle rivierkaarten uit de periode 234

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1979 | | pagina 10