1830-1960, welke alle noord zuid waren gericht, zonder overlapping). Voor de bladen en calques is het bladformaat B-5 gekozen als het meest bruikbare (98 x 56 cm binnenkant kader). Eenvoudigheidshalv'e is zoveel mogelijk een zelfde onderverdeling van de rivieren aangehou den als bij de tweede herziening werd toege past, met dien verstande dat de bladseries zijn onderbroken bij de overgang van de kaartschaal 1 5000 naar 1 2000. De bladen en calques van de splitsing der rivieren worden in beide series genummerd, zodat iedere serie nummers de gehele rivier of het riviergedeelte omvat. De bladen beginnende met het cijfer 1 t/m 4 hebben betrekking op de schaal 1 5000; de bladen beginnende met het cijfer 5 t/m 8 op de schaal 1 2000. Op de Rivierkaart behoren slechts die details te worden aangegeven, welke voor het rivierbe heer van belang zijn en wier aanwezigheid een meer permanent karakter heeft. Door deze om schrijving aan te houden blijken een aantal details, die op de rivierkaart 1 10.000 wel wer den aangegeven, weggelaten te kunnen wor den, waardoor een niet onbelangrijke besparing op terrein- en bureauwerk verkregen wordt. Voor het aangeven van de details worden zoveel mogelijk de signaturen en tekens volgens het normaalblad N.E.N. 1330 aangehouden. Zo doende is het mogelijk om, althans voor de calques 1 5000, vele beschrijvingen te vermij den, waardoor een rustiger kaartbeeld ontstaat en weer een besparing aan tekenwerk wordt verkregen. Ter vermijding van extra tekenwerk zullen eventuele vergrotingen en verkleiningen van de calques op de schalen 1 5000 en 1 2000 dezelfde signaturen en tekens hebben als de oorspronkelijke calques. Ten behoeve van de kaartgebruikers zijn twee legenda's verkrijgbaar (in lichtdrukvorm) voor de kaartschalen 1 5000 en 1 2000, welke een goede indruk geven betreffende de kaartinhoud. Bij de Rivierkaarten nieuwe stijl spreken we niet meer van uitgave en ook niet van een derde herziening. In de kaart wordt nu op elk blad de datum aangegeven, tot welke het kaartblad is bijgewerkt. Het uiterlijk van de kaart, in de vorm van licht druk, is door de nieuwe wijze van afwerking sterk gewijzigd en uit kartografisch oogpunt ge zien kwalitatief niet vergelijkbaar met een in meerdere kleuren uitgevoerde off-set-druk. Primair staat echter de doelmatigheid, te verta len in minder kosten, eenvoudiger bijhouding, minder bewerkelijk en gemakkelijk langs foto grafische weg naar andere schalen te brengen in afwijkende bladliggingen. Voor het kaartschrift is de grotesk-letter geko zen, welke veel overeenkomt met het oude, met de hand getekende, schrift. De aardrijkskundige namen zijn op verzoek van het Koninklijk Neder- lands(ch) Aardrijkskundig Genootschap in de oude spelling gegeven. Slotbeschouwing In dit chronologisch overzicht over 150 jaren Rivierkaarten van Nederland zijn vele malen de woorden kaart(en) en kartografie gebruikt, doch bij de Meetkundige Dienst, die verant woordelijk is voor de samenstelling van de bla den, is het meer en meer gebruikelijk geworden te spreken over situatie- of werktekeningen. Deze terminologie is ook van toepassing op de karteringen t.b.v. de oevers in het Deltagebied, de kustgebieden, de rijkswegen, de kanalen en de sluis- en stuwcomplexen etc., welke eveneens bij de Meetkundige Dienst worden vervaardigd. Sedert 1969 worden bij de Meetkundige Dienst situatietekeningen langs half-automatische weg vervaardigd. Het betreft hier een toepassing voor uitsluitend grootschalige situatietekenin gen, zodat deze automatisering voor de Rivier kaart nog niet is of zal worden toegepast. De ontwikkeling is echter zodanig, dat kan wor den verwacht dat binnen afzienbare tijd ook de rivierkaarten digitaal, dus langs (half-)automa- tische weg, kunnen worden vervaardigd. Dan zullen de elektronisch bestuurde tekenmachines het werk van de kartograaf hebben overgeno men. De kartograaf gaat zich dan uitsluitend met de kaartredactie bezighouden en zijn teken materiaal zal dan een plaatsje krijgen in een vitrine van één onzer vele musea. Literatuur 1. H. Hogenkamp en J. van Oudvorst: „Koper- en steen gravure". Kartografisch tijdschrift, oktober 1976. 2. Ir. J. C. Hoornenburg: „Het nut van de Meetkundige Dienst voor het onderhoud, de verbetering en het beheer van rivieren". Meetkundige Dienst van de Rijks waterstaat, Leiden 1956 (E. J. Brill). 3. Ir. C. C. J. Hol: scriptie „Rivierkaarten in Nederland", 1952. 4. Ir. L. J. A. van der Kun: „Verslag werkzaamheden tot samenstelling der grote kaart van de hoofdrivieren in Nederland", 1855. 5. Ir. J. A. van der Linden: „Topografische en Militaire kaart van het Koninkrijk der Nederlanden", studie ter gelegenheid van de facsimile uitgave van de T.M.K. (1850-1864). 6. G. C. Lodder: „Rijn en Maas". Bouwkunde - Water- en Wegenbouw, jaargang 25 - nrs. 17 en 18 (1970). 7. Prof. dr. ir. W. Schermerhorn: „Ontstaan en groei van de Meetkundige Dienst tegen de achtergrond van de maatschappelijke ontwikkeling". Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat, Leiden 1956 (E. J. Brill). 8. J. Schokkenkamp en M. F. Boode: „De rivierkaart van Nederland". Geodesia, 10e jaargang nr. 9, september 1968. 9. Ir. A. J. van der Weele: „De Meetkundige Dienst van heden". Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat, Leiden 1956 (E.J. Brill). 236

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1979 | | pagina 12