navigatiedoeleinden, het eerst bij de Portuge zen, later ook bij andere zeevarende naties, waaronder ons land. Na de 16e eeuw nam het gebruik voor astrono mische metingen geleidelijk aan af door de op komst van andere en betere instrumenten, maar het bleef tot in de 19e eeuw in gebruik bij astro logen en bij de Moslems, onder meer voor gods dienstige doeleinden zoals het aangeven van gebedsuren en de bepaling van het begin en einde van belangrijke religieuse perioden. In zijn uitgebreide vorm bestaat het astrolabium uit diverse onderdelen (zie afb. 5). Allereerst is er de mater, een ronde schijf met opstaande rand. Hieraan bevindt zich een ring, waarmee het instrument verticaal gehouden kan worden. Op de opstaande rand is een 24-uren verdeling aangebracht en soms ook een 360° verdeling. In de mater past de tympan, een londe schijf waarop voor een bepaalde breedtegraad een stereografische afbeelding van de hemelbol is gegraveerd. Bij vele astrolabia behoren diverse van deze schijven, voor gebruik bij verschillende breedtegraden: elke tympan heeft aan beide zijden zo'n afbeelding. Over de tympan kan de rete (net) draaien (soms wordt de rete ook spin genoemd), dit is een opengewerkte schijf waar door men de tympan kan zien. De rete is een af beelding van de sterrenhemel, met als centrum de poolster. De punten van de verschillende uit steeksels stellen andere belangrijke sterren voor. Verder is de ecliptica, de baan van de zon, afgebeeld. Over de rete kan een index (wijzer) bewogen worden. De lengte van deze index is soms gelijk aan de diameter, zoals op de afbeel ding, in andere uitvoeringen is deze gelijk aan de straal. Alle onderdelen van het astrolabium worden samengehouden door een pin. Met de genoemde elementen kunnen op een voudige wijze een groot aantal astronomische berekeningen worden uitgevoerd, zoals het be rekenen van de tijd uit de gemeten hoogte van een ster of de zon, het bepalen waar een zekere ster op een gegeven tijdstip en bepaalde datum zal staan enz. Het instrument is dus in wezen een soort analoge computer. De samenstelling en het gebruik van het astrolabium is dermate ingenieus, dat men niet alleen de grootste be wondering moet hebben voor degenen die dit instrument bedacht en verbeterd hebben, maar dat het ook bijzonder boeiend is om nader op het gebruik in te gaan. Helaas moeten we in het kader van dit artikel het bij deze zeer summiere beschrijving laten en de lezer verwijzen naar de literatuur. Wij zullen ons verder beperken tot de meetaspecten van het instrument. De achterkant van de mater, dorsum genaamd. werd gebruikt voor de hoogtemeting. Hiertoe was langs de rand een graadverdeling aange bracht. Deze verdeling kan op verschillende wijzen zijn uitgevoerd n.l. 0-90-0, waarbij de 90 bij het ophangpunt is aangebracht, of 90-0-90. In het eerste geval worden dan hellingshoeken gemeten, in het tweede geval zenithhoeken. Ook kunnen de beide verdelingen tezamen voorkomen. Over de achterkant draait een alhidade met vizierinrichting. Deze werd op het te meten object gericht, waarbij het astrolabium bij de ring werd vast gehouden en waarna de hellings- of zenithhoek kon worden afgelezen. Werd op de zon gericht dan draaide men de alhidade tot de lichtstraal door de beide ope ningen van de vizieren ging. De achterkant is verder verdeeld in vier kwa dranten. In de twee onderste kwadranten wordt meestal het z.g. schaduwvierkant aangetroffen, soms komt deze slechts in één kwadrant voor. Dit schaduwvierkant werd als volgt gecon strueerd: Vanuit een punt van de lijn, die vanuit het centrum het kwadrant in twee gelijke delen verdeelt, werden loodlijnen neergelaten op de horizontale en verticale diameterlijnen. Deze loodlijnen werden verdeeld in 12 (soms 7) gelijke delen, in enkele gevallen was deze hoofdverde ling verder onderverdeeld. De horizontale zijde werd in het Latijn umbra recta" (rechte scha duw) genoemd en de verticale umbra versa" (omgekeerde schaduw). Deze benamingen zijn afkomstig van een oude methode van hoogte meting van de zon met behulp van een staaf en zijn schaduw. De umbra recta is de schaduw van een verticale staaf op een horizontaal vlak en de umbra versa die van een horizontale staaf op een verticaal vlak. Het schaduwvierkant geeft in plaats van een gradenverdeling een lineaire verdeling van de hoek, waarbij 45° overeenkomt met 12 (of 7) Afb. 6. Het gebruik van het schaduwvierkant. Hier wordt getoond hoe uit een bekende hoogte een afstand wordt bepaald. 243

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1979 | | pagina 19