150 jaar rivierkaarten
van Nederland
door M. F. Boode, hoofd van de Afdeling Rivier- en Kustkaart bij
de Meetkundige Dienst van Rijkswaterstaat.
De Algemene Rivierkaart van Nederland
Het was te Brussel, de 15e april 1829, waar de
minister van Binnenlandse Zaken Van Gobbel-
schroy het besluit ondertekende, dat er kaarten
zouden worden vervaardigd van alle grote rivie
ren in Nederland. De geboorte van de „Rivier-
kaart" was hiermede een feit geworden, doch
de geschiedenis leert ons dat het geen voor
spoedige geboorte is geweest.
De algemene toestand van onze grote rivieren
was in het begin van de vorige eeuw allerminst
bevredigend te noemen. Er waren grote proble
men voor de scheepvaart bij lage waterstanden
en bij de afvoer van water en ijs bij hoge
standen. De grote rivieren waren zeer ongelijk
van diepte en breedte, met zeer afwisselende
dwarsprofielen en stroomsnelheden. Het gevolg
was de vorming van zandbanken, ondiepten en
het ontstaan van oeverinscharing.
De slechte toestand van de grote rivieren ging
gepaard met grote overstromingen, waardoor
er reeds veel eerder aanleiding bestond om tot
het nemen van krachtige maatregelen te beslui
ten. De controverse tussen het centrale gezag
en het gewestelijke gezag was er de oorzaak
van, dat het belangrijke rivierbeheer (tijdvak
1650-1800) een traag verloop had, met alle ge
volgen van dien.
In mei 1798 werd de dienst opgericht die thans
de naam Rijkswaterstaat draagt, met als gevolg
de vestiging van een centrale overheid die o.a.
de Rijntakken onder haar direct gezag stelde.
Hierdoor kwam een einde aan het overleg
tussen de gewestelijke overheden die het met
elkaar niet of slechts zeer moeizaam eens kon-
Dit artikel is een samenvatting van een publikatie van de
Meetkundige Dienst van Rijkswaterstaat dat onder de
zelfde titel als nummer 30 is verschenen in de Rijks-
waterstaat-serie. Voor belangstellenden is nog een be
perkt aantal exemplaren van deze publikatie beschikbaar.
Aanvragen kunnen gericht worden aan het Hoofd van
de Meetkundige Dienst van Rijkswaterstaat, postbus
5023, 2600 GA Delft.
den worden over hetgeen er aan de rivieren
moest gebeuren.
Uit het vorenstaande blijkt dat men al lang ge
leden grote behoefte had aan goede en be
trouwbare kaarten. Zonder kaarten kon en kan
men geen plannen maken om te komen tot een
betere bedijking, een waterverdeling en het
bouwen van kribben, geleidedammen, oever
verdedigingen enz.
Uitgezonderd de in druk verschenen kaarten,
welke bij de reeks in opdracht van de Staten
Generaal tot stand gekomen rapporten beho
ren, zijn de kaarten van vóór 1830 op zich zelf
staande detailkaarten, manuscriptkaarten, op
papier of perkament getekend. Aan een alge
mene kartering, welke alle grote rivieren omvat,
was men echter nog lang niet toe; een voorstel
in deze richting, gedaan door Cruquius in 1725,
leed schipbreuk.
Op 15 april 1829 gaf de mininster van Binnen
landse Zaken de navolgende beschikking No.
114:
„Gezien de Missive van den Heer Secretaris van Staat, van
25 Februarij j.l. No. 104, waarbij Zijner Majesteits verlangen
wordt te kennen gegeven, dat er behoorlijke rivierkaarten
worden vervaardigd van de Hoofdrivieren van het Rijk, zoo
als de Rhijn, de Leek, de Waal, de Maas en de Schelde, van
derzelver intrede in het Nederlandsche grondgebied tot aan
zee;
Gehoord het rapport van den Administrateur van den
Waterstaat, met overlegging van dat van den Staatsraad
Inspecteur-Generaal Goudriaan, van 17 maart j.l. no. 95.
Heeft goedgevonden en verstaan:
Dat de voorgenomen opmeting, waterpassing, peiling en
kaartering zal worden uitgevoerd op den voet als volgt:
a. Tusschen de hoofdpunten langs de wederzijdsche
oevers der rivieren, zal eene naauwkeurige triangulatie
of aaneengeschakeld net van driehoeken tusschen de
op de rivieren zichtbare hoofdpunten langs de weder
zijdsche oevers worden bewerkstelligd; houdende de
juiste maat der hoeken en zijden van iedere driehoek,
met bijvoeging zoveel mogelijk van derzelver betrekking
tot eene doorgaande regte lijn.
Voor zover echter de kaarten bij de Directie van het
Kadaster voorhanden, of die der Zeegaten, opgemaakt
door den Kapitein Lieutenant-ter-zee Rijk en den Lieute-
nant-ter-zee Keuchenius tot het bekomen dezer af-
227