Bovenstaande uitgangspunten kunnen ook worden opgevat als hypothesen die in de prak tijk voortdurend moeten worden getoetst. En kele aspecten met betrekking tot beleidskeuzen die op basis van deze uitgangspunten mogelijk zijn, zijn in paragraaf 6.2. beschreven. 6.2. Mogelijkheden In figuur 6 zijn per uitgangspunt enkele moge lijke beleidskeuzen schematisch weergegeven. Aan de hand van het schema kunnen meerdere alternatieven van een beleidsplan in hoofdzaken worden opgesteld. In paragraaf 6.3. is een tweetal alternatieven nader aangeduid. 6.2.1. Cartografisch gegevensbestand Door het grote aantal verschillende aspecten, dat een rol speelt bij de vraag hoe een cartogra fisch gegevensbestand moet worden opge bouwd en bijgehouden, is er eveneens een groot aantal alternatieve oplossingen. In de eerste plaats moet verschil gemaakt worden tussen de opbouw en de vernieuwing. Daarnaast moeten de verschillende inhoudselementen afzonderlijk worden bezien. Tenslotte moet zowel voor de opbouwfase als voor de bijhoudingsfase voor elk van deze inhoudselementen gekozen wor den uit verschillende organisatorische en tech nische alternatieven. In het volgende zal mede daarom slechts globaal worden ingegaan op de verschillende keuzemogelijkheden. Voor de opbouwfase geldt dat een projectma tige aanpak waarschijnlijk de voorkeur verdient. In ieder geval geldt dit voor de harde topografie, of althans voor het gekozen gedeelte van de harde topografie dat een grondslagfunctie ver vult en nog niet in het bestand van kadastrale gegevens in het stelsel van de R.D. aanwezig is. Overigens is het logisch aan een gefaseerde op bouw te denken, waarbij de harde topografie een hoge prioriteit zal moeten krijgen. De bijhouding van de harde topografie en de kadastrale grenzen zal voornamelijk procesma tig moeten zijn. Onder procesmatige bijhouding wordt hier verstaan een bijhouding, waarbij sprake is van een continu proces van gegevens verwerking. Voor de zachte topografie en een deel van de semantische informatie is een projectmatige bij houding het meest geschikt. Een belangrijke keuze is die tussen terrestrische methoden en de fotogrammetrie. Vrijwel steeds zal een com binatie van methoden nodig zijn. Een aantrekke lijke kant van de fotogrammetrie is het feit dat het tegen relatief lage kosten een kwalitatief goed produkt kan leveren. Nadelen zijn de on volledigheid van de uittekening waardoor ter restrische aanvulling vrijwel steeds noodzakelijk is en de moeilijke planbaarheid van het gebeu ren met name van het onderdeel fotovlucht. Terrestrische methoden hebben dit nadeel niet maar zijn daarentegen duur. Voor alle inhoudselementen geldt dat zoveel mogelijk met bestaande gegevens zal moeten worden gewerkt. Dit geldt vooral voor de ka dastrale informatie. De vernieuwing van dit deel van het bestand kan dan ook beschouwd wor den als een ordening van bestaande gegevens. De huidige ordening van dit deel van het be stand gebeurt via hermeting in het terrein. Er zijn verschillende alternatieven voor deze dure methode. Grafische conversiemethoden kunnen een aantrekkelijk alternatief zijn voor de huidige hermeting, mits een kwalitatief hoog waardige grondslag beschikbaar is. Ook het grondslaggedeelte van de harde topografie zou hiervoor gebruikt kunnen worden. Globaal bere kend zal een grafische conversie een besparing van i 70% van de kosten van een conversie via hermeting in het terrein opleveren. Voor de bij- houding van het cartografisch bestand komen vooral terrestrische methoden in aanmerking, tenzij er een zodanige concentratie van mutaties is dat fotogrammetrie uit efficiëncy oogpunt aantrekkelijk wordt. In de praktijk zal alleen het onderdeel „zachte topografie" hiervoor in aan merking komen, mede gezien de lage actuali- teitseis van dit informatieve deel van het be stand. Op het vraagstuk van een digitale versus ana loge aanpak zal hier niet diep worden ingegaan. Belangrijk is dat die methode wordt gekozen die ook op langere termijn een homogene precisie waarborgt. Hoewel met de huidige analoge methoden voldaan kan worden aan de eisen die bij de opbouw van een cartografisch bestand worden gesteld, moet worden betwijfeld of dit in de bijhoudingsfase nog het geval zal kunnen zijn. Daarom is het gewenst het onderzoek naar digitale cartografische technieken sterk te sti muleren. 6.2.2. Reconstructiegegevens Bij de vernieuwing en bijhouding van het be stand van reconstructiegegevens zijn er minder keuzemogelijkheden, doordat slechts één „laag" gegevens aanwezig is. Gepleit is al voor een zodanige opzet van de vernieuwing, dat zo veel mogelijk met het belang van de zakelijk rechthebbende rekening wordt gehouden. Het voor de zakelijk rechthebbende meest relevante moment is het moment dat het zakelijk recht 292

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1979 | | pagina 16