meting was gemakkelijk uit te voeren, want de
kompasnaald moest op dezelfde plaats blijven
staan. De mogelijkheid georiënteerde richtingen
te meten was vooral van belang voor de stads
landmeter, die vaak door nauwe, kleine en
bochtige straten moest meten. De aangebrach
te goniometrische verdelingen maakten het
mogelijk bij het uitzetten eenvoudige bereke
ningen uit te voeren, zonder de noodzaak van
tabellenboeken. Verticale hoekmetingen kon
den worden verricht door het instrument aan de
ring vast te houden of op te hangen aan een
haak, die bevestigd was aan de stok waarop bij
horizontale metingen het instrument werd ge
plaatst. De bewegingsmogelijkheid op de stok
maakte het gemakkelijk om de cirkel horizontaal
te plaatsen. Vóór die tijd werden meetkruisen
e.d. meestal direct op de stok geschroefd.
Indirecte afstand- of hoogtemeting was moge
lijk met behulp van de aangebrachte tangens
verdeling.
Natuurlijk moet toegegeven worden dat niet
alles aan het instrument nieuw was. Dou ver
enigde echter de bruikbare elementen van reeds
bestaande instrumenten tot een logisch geheel
en vulde het aan met enige door hemzelf be
dachte nieuwigheden. Zo ontstond het instru
ment dat we nu kennen onder de naam van
Hollandse Cirkel. Dat het door Dou ontworpen
instrument in Holland snel populair werd en
gedurende bijna 200 jaar het meest gebruikte
instrument van de landmeter in onze gewesten
zou worden, blijkt wel uit de na die tijd versche
nen boeken, waarin het als het belangrijkste
instrument van de landmeter wordt genoemd.
Het feit dat Dou zijn instrument geen eigen
naam had gegeven, heeft tot gevolg gehad dat
de schrijvers benamingen gebruikten, die oor
spronkelijk werden gebruikt voor oudere instru
menten, waarmee het toch duidelijk verschil
len vertoonde. Van Nispen gebruikte de in
wezen foutieve benaming Winckel kruys. Hij
beschrijft in 1662 [6] het instrument als een
,,Ront wercktuygh" met een rand verdeeld in
360°, elke graad weer verdeeld in 4 of 6 ,,min-
derdeelenen daar binnen dickmaels de
Deelen van umbra versarectadienstigh om
de hooghte van eenigh lichaem of andere dis
tantie af te meten". Verder noemt hij de vier
vaste vizieren, de wijzer met twee vizieren, het
kompas, de ring en van onderen ,,...een huys-
ken met een schroef ken". Morgenster en Knoop
[7] noemen in 1744 het instrument Astrolabium
of Platkloot. Zij geven een gelijksoortige be
schrijving, alleen wordt gezegd dat elke graad in
twee, drie of vier gelijke delen is verdeeld. Gisi-
us Nanning vermeldt in 1828 [8] het instrument
in deze uitvoering slechts zijdelings, met de ver
melding dat het in die tijd verouderd was en
nauwelijks meer werd gebruikt. Ook hij noemt
het Astrolabium.
De beschrijvingen in de boeken zijn zeer sum
mier, het is kennelijk de bedoeling dat de kennis
van het instrument werd verkregen door er zelf
mee te werken. Zo wordt nergens iets gezegd
over een onderverdeling door middel van trans
versalen of een nonius, terwijl deze toch vrij
algemeen werden toegepast.
Wanneer we de ontwikkeling van de Hol
landse Cirkel willen nagaan, dan zijn we aan
gewezen op de bestudering van bewaard ge
bleven exemplaren. Hierbij moet opgemerkt
worden, dat in die tijd de instrumenten niet in
serie, maar meestal op bestelling vervaardigd
werden. De landmeter kon naar eigen inzicht
aangeven welke afmetingen het instrument
moest hebben, welke verdelingen er op aange
bracht moesten worden, enz. Zo zijn er links- of
rechtsom tellende verdelingen, randverdelingen
van 0 - 360 of twee maal 0 - 180 of beide. De
door Dou genoemdesinus- en secansverdelingen
hebben nauwelijks ingang gevonden. Meestal
kwam alleen de tangens (cotangens)-verdeling
voor, veelal aangeduid als umbra versa en
umbra recta. Wat soms wel voorkwam was de
,,poiiigonorum regular" van 3 tot 12, dat is de
grootte van de hoek bij een regelmatige drie
hoek (60°), vierhoek (90°), vijfhoek (108°) enz.
Helaas moet ik vermelden dat het mij nog niet
duidelijk is waarvoor deze hoeken gebruikt
werden. Heeft het iets te maken met metingen
ten behoeve van vestingwerken? Het instru
ment dat te zien is op afb. 13 toont de Hollandse
Cirkel in zijn oorspronkelijke vorm en komt,
afgezien van de aangebrachte verdelingen,
sterk overeen met de beschrijving van Dou. De
cirkel heeft een doorsnede van 28 cm, de rand
is verdeeld in graden en elke graad weer in
vieren. Over de halve cirkelrand is een trans
versaal-verdeling aangebracht, die loopt van
graad tot graad. De transversalen zijn in twaalf
gelijke delen verdeeld, waardoor een aflezing op
5' mogelijk is. In zijn studie over Van Nispen [23]
beschrijft Harmsen een nauwkeurigheidsonder-
zoek, dat met dit instrument is uitgevoerd.
Binnen de randverdeling is over de gehele cirkel
een tangens-cotangensverdeling aangebracht.
De transversaalverdeling is de oudste onder
verdeling bij de pogingen een hogere aflees-
nauwkeurigheid te bereiken. De hier aange
brachte verdeling vertoont zeer grote overeen
komst met de methode, die de Deense astro
noom Tycho Brahe gebruikte en waarover hij in
1592 schreef, dat hij deze verdeling al vele jaren
297