de ervaren instrumentmaker J. Sneewins uit Utrecht. Of Hedraeus het boek van Vernier gekend heeft is niet zeker, het kan zelfs be twijfeld worden. Zeker is in elk geval wel dat, dankzij de in het Latijn geschreven publikatie van Hedraeus, het principe van de nonius inter nationaal bekend is geworden. Het is mogelijk dat de Zweed in Leiden kennis heeft gemaakt met de Hollandse Cirkel. Dou, alhoewel toen overleden, was immers Leidenaar en heeft contacten gehad met de universiteit van Leiden De constructie van Hedraeus, twee cirkels in elkaar waabij de binnenste cirkel twee diametrale noniën heeft, komt voor bij een instrument van R. Konst (zie afb. 18), dat evenals het eerste afgebeelde instrument in het bezit is van Afde ling der Geodesie van de TH-Delft. Een bezwaar van die constructie is, dat de bin nenste cirkel zeer stroef draait t.o.v. de buiten ste. Dit maakt het nauwkeurig instellen erg moeilijk. Wat dat betreft werkt de constructie van een alhidade, die draait over de cirkelrand, heel wat gemakkelijker. Over de instrumentmaker Konst is, behalve dat hij werkzaam was in het midden van de 18e eeuw, nauwelijks iets bekend. Het instrument Afb. 19. Hollandse Cirkel met vaste richt- en controlekijker van J. M. Kleman en Zoon, Amsterdam. Diameter 19.6 cm. Ca. 1800. Collectie Afdeling der Geodesie TH-Delft. heeft een doornsnede van 35 cm en een rand- verdeling, die op een speciale wijze is verdeeld in vierde delen van graden. Daardoor kan bij het gebruik van de nonius alleen gebruik gemaakt worden van de hele graadstrepen. Ook hier zijn 60 noniusdelen gelijk aan 61 randdelen. Het kompas is evenals bij Dou vast verbonden met de buitenste cirkelrand. Het instrument heeft slechts één vaste vizierlijn. In feite is de vaste kruisvorm van Dou overbodig, want men kan de vizieren van het beweegbare deel, indien ge wenst, altijd in een loodrechte stand brengen t.o.v. de vaste vizieren. Aan de vizieren van het beweegbare deel bevinden zich haakjes. Dit wekt het vermoeden dat er een losse kijker op kon worden geplaatst, welke echter nu bij het instrument ontbreekt. Nieuw is ook de aanwe zigheid van een buisniveau. De uitvinding van het buisniveau wordt toegeschreven aan de Fransman Thévenot. In 1666 verscheen van hem een publikatie, waarin dit niveau wordt beschreven. Aanvankelijk toegepast bij water pasinstrumenten, kwam het slechts zeer gelei delijk in gebruik bij andere meetinstrumenten. Een groot probleem was n.l. het nauwkeurig slijpen van de binnenkant van de buis. Eerst tegen het midden van de 18e eeuw vond Chézy hiervoor een bruikbare methode. Vanaf die tijd zien we dat het buisniveau meer en meer wordt toegepast, ook bij de meer eenvoudige land meetkundige instrumenten. Ook de richtkijker, ontstaan in de eerste helft van de 17e eeuw, vond slechts zeer geleidelijk aan toepassing bij de Hollandse Cirkel. Aanvan kelijk als losse opzetkijker op de beweegbare vizieren, zoals bij het instrument van Metz, waar deze kijker bewaard is gebleven*), en vermoedelijk ook bij Konst. Bij latere instrumen ten zien we twee vast bevestigde kijkers, n.l. één aan de rand en één aan de alhidade. Daar mee is het eind van de ontwikkeling van de Hollandse Cirkel bereikt. Afbeelding 19 toont een dergelijk instrument. Dit instrument is omstreeks 1800 vervaardigd in de werkplaats van J. M. Kleman en zoon te Amsterdam. De diameter is 196 mm, de rand is verdeeld in halve graden en aan de alhidade zijn twee diametrale noniën aangebracht, waarbij 30 delen overeen komen met 29 randdelen. Hier zien we voor het eerst de nu gebruikelijke methode van n-1 rand delen. Het zou interessant zijn na te gaan wan neer de overgang van n 1 naar n— 1 randdelen heeft plaats gevonden en wie het eerst op dit idee is gekomen. De Afdeling der Geodesie bezit Dit is te zien in fig. 218 van het boek van Wynter en Turner [27], 301

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1979 | | pagina 25