Afb. 20. Stokstatief. In de loop van de 18e eeuw kwam in plaats van de enkele stok deze constructie in gebruik. een halve cirkel van Benjamin Ayres, waarbij 10 noniusdelen gelijk zijn aan 9 randdelen. Ayres werkte omstreeks het midden van de 18e eeuw in Amsterdam en zijn instrument is dus om streeks dezelfde tijd vervaardigd als dat van Konst, waarbij zoals vermeld nog het oude systeem is toegepast. Bij het instrument van Kleman is op ingenieuze wijze^een kijker onder het midden van de cirkel- rand aangebracht, terwijl een tweede kijker aan de vizieren van de alhidade is vastgeschroefd. Het instrument wordt nog steeds met behulp van een kogelscharnier op een stok bevestigd. Alleen is in de ioop van de 18e eeuw het stok statief ontstaan (zie afb. 20). Afwijkend is de bevestiging van het kompas. Dit is door Kle man aan de alhidade verbonden; constructief is dat eenvoudiger. In het gebruik is dit echter minder wenselijk, wanneer het kompas als oriënteringsmiddel wordt gebruikt en aflezingen op de rand geschieden. Een verdraaiing van het instrument en dus ook de rand is dan moeilijk te constateren, tenzij tevens de onderste kijker als controlekijker wordt gebruikt. Ondertussen had ook de theodoliet, ontstaan in de 16e eeuw, geleidelijk een ontwikkeling on dergaan. In de 18e eeuw is duidelijk een door braak te constateren, vooral Engeland is hierbij toonaangevend. Er ontstaan hoge precisie- instrumenten, maar ook eenvoudige theodo lieten. Ook in Frankrijk en tegen het eind van de 18e eeuw in Duitsland begon men theodolieten te vervaardigen en te gebruiken. Engelsberger geeft vele interessante details in zijn studie over de ontwikkeling van de theodoliet [10]. Dat deze ontwikkeling niet ongemerkt voorbij ging aan de Nederlandse instrumentmakers en landmeters is duidelijk en zo zien we in ons land een typische overgangsvorm van Hollandse Cirkel naar theodoliet ontstaan. Afb. 21 toont zo'n overgangsinstrument. Het is in het begin van de 19e eeuw vervaardigd bij Kleman en zoon. Vergelijken we dit instrument met de Hollandse Cirkel van Kleman dan is heel goed de relatie te zien. Het instrument heeft nog steeds een stokbevestiging, de controlekijker zit op dezelfde plaats, maar heeft nu een be perkte draaiingsmogelijkheid om een korte horizontale as. De meetkijker heeft een grote verticale bewegingsvrijheid, maar het kompas heeft het veld moeten ruimen voor de bevesti ging van deze kijker op de alhidade. De cirkel- rand heeft een doorsnede van 21 cm en is ver deeld in derde delen van graden. De noniën hebben 20 delen, die overeen komen met 19 randdelen. Verder zijn aan de cirkel twee lood recht op elkaaar staande buisniveau's bevestigd. Dit instrument vertoont nog maar weinig over eenkomst met de cirkel van Dou en heeft veel meer weg van een theodoliet. Toch werd het instrument in die tijd niet beschouwd als een theodoliet. Van Kerkwijk en latere schrijvers zien in dit instrument een moderne vorm van het astrolabium, de naam die zij ook gaven aan de Hollandse Cirkel, en maken duidelijk onderscheid met de theodoliet die ook door hen behandeld wordt. Als voornaamste verschillen worden genoemd de drie stelschroeven, de verticale rand en de regelingsmogelijkheden van de theodoliet en het feit dat bij een theodoliet de kijker doorgeslagen kan worden of omgelegd in zijn as, al wordt er aan toegevoegd dat niet Afb. 21. Hoekmeetinstrument van J. M. Kleman en Zoon. Diameter 21 cm. Begin 19e eeuw. Overgangsvorm van Hol landse Cirkel naar theodoliet. Let ook op de klem- en fijn- regelschroef. Collectie Afdeling der Geodesie TH-Delft. 302

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1979 | | pagina 26