Ook zijn er bepalingen vanuit de wet, die de vrij
heden bij het naar willekeur handelen op de
grond moeten beperken. In de Woningwet van
1901 zijn het gemeentelijk uitbreidingsplan en
het bovengemeentelijk streekplan opgeno
men. Voor het landelijk gebied waren er uitbrei
dingsplannen, in hoofdzaak met als doelstelling
het tegengaan van niet-agrarische vestigingen.
Later is deze materie gesplitst in een nieuwe
Woningwet en een Wet op de Ruimtelijke Orde
ning, die op 1 augustus 1965 in werking traden.
Het doel van de WRO was om middels facet
plannen te komen tot een algemene planologi
sche afweging en de plicht om van gemeente
wege te komen met bestemmingsplannen voor
nagenoeg hun gehele grondgebied, met zo
nodig voorschriften omtrent het gebruik van de
grond en de opstallen. Immers op grond van
een goedgekeurd bestemmingsplan worden
bouw- en aanlegvergunningen gegeven en het
dient verder als grondslag voor de bescherming
van stads- en dorpsgezichten op grond van de
Monumentenwet. Een voorspellende blik in de
behoeften van over een periode van tien jaar
moet het bestemmingsplan herzien.
Voor het landelijk gebied geldt een ander inrich
tingsmiddel en wel de landinrichting, waarin de
ruilverkaveling een uitsluitend agrarische doel
stelling heeft, terwijl de herinrichting als verder
gaande vorm een meervoudige doelstelling na
streeft. In de interimnota Landinrichting werd
een pleidooi gehouden voor het meer gecoördi
neerd laten verlopen van landinrichting en be
stemmingsplan en ze niet meer als onderge
schikt ten opzichte van elkaar te beschouwen,
terwijl in het nieuwe bestemmingsplan meer
ruimte moet komen voor natuur en landschap
en in gebieden met een agrarisch gebruik meer
ecologische en landschappelijke oogmerken.
Het zal duidelijk zijn dat een verantwoorde sa
menhang in woningbouw, landschapsbouw en
natuurbouw, met behoud van historische en
natuurwetenschappelijke waarden, voor plano
logen, die de gemeentelijke doelstelling moeten
nastreven, vaak met grote belangen gepaard
gaat. Bij die belangenafweging speelt de aard
van het bodemgebruik een grote rol. De inven
tarisatie van bodemgegevens staat ten dienste
van een harmonisch beleid met betrekking tot
stadsontwikkeling en allerlei grondzaken en dus
in het algemeen ten dienste van een bestuurlijk-
administratief en tevens technisch beheer.
Een classificatie van objecten naar gebruik en
aard, gekoppeld aan de oppervlaktegegevens
van die objecten, in combinatie met statistische
gegevens over het bodemgebruik (Centraal Bu
reau voor Statistiek), kan in dit opzicht het
gemeentelijk nut versterken.
7. De leidingenregistratie en de gemeente
lijke basiskaart
De roep naar een goede topografische onder
grond voor het registreren van leidingen is de
laatste tijd steeds sterker geworden. In toene
mende mate zal de leidingenregistratie bij de uit
werking van stedebouwkundige plannen nauw
betrokken zijn. Op dit punt dient een strenge
coördinatie tussen de diensten van gemeente
werken en de leidingbeheerders plaats te vin
den. De volgende argumenten pleiten hiervoor:
bij het leggen van leidingen is een beperkte
ruimte beschikbaar;
bij het kiezen van tracé's wil men bij het leg
gen de meest voordelige ligging kunnen be
palen, tevens rekening houdend met toe
komstig onderhoud;
bij de uitvoering van bouwwerken komt het
veelvuldig voor, dat leidingen verlegd moe
ten worden. Het zoeken ernaar (het graven
van verkeerde sleuven) kost geld;
bij de uitvoering van werken in het algemeen
voorkomt kennis over de juiste ligging van
de leidingen dat zij worden beschadigd. Ook
persoonlijk letsel en andere materiële schade
kan hiermee worden voorkomen;
een betere rechtszekerheid.
De diensten en bedrijven, die met het voren
staande te maken kunnen krijgen, zijn:
de plaatselijke en regionale energiebedrijven
voor gas, water en elektriciteit;
de gemeentelijke afdeling Riolering;
de provinciale bedrijven voor gas, water en
elektriciteit;
rijksdiensten voor telefoon en kabeltelevisie.
Deze instanties moeten hun in of boven de
grond geplaatste netwerken op de meest zorg
vuldige wijze kunnen beschermen, instand hou
den en onderhouden, op een verantwoorde
wijze kunnen plannen en bij calamiteiten ade
quaat kunnen ingrijpen. Ondanks goed overleg
ontstaan toch verschillen in plannen, het leggen
en in kaart brengen van de leidingen.
Bij het uitvoeren van allerlei plannen door de ge
meenten is het van belang, dat door het gebruik
van het gemeentelijk basiskaartmateriaal zoge
naamde verzamelkaarten kunnen ontstaan,
waardoor een goede coördinatie kan worden
verkregen.
Op zogenaamde beheerkaarten staan de ver
schillende leidingen afzonderlijk getekend. Om
gekeerd moet de plaats ervan weer eenduidig
363