406 Fig. 6. aanrakingen heeft, uitgebeeld. Hierbij moet be dacht worden dat dit beeld een doorsnede op een bepaald moment is. Er is steeds verande ring, op korte en lange termijn. Er komen in teressante gebieden bij, andere verdwijnen, soms tijdelijk, soms voorgoed. Het beeld is een sterk vereenvoudigde voorstel ling van de werkelijkheid. Ter wille van de dui delijkheid zijn alleen een aantal belangrijke ele menten vermeld: planologie, cultuurtechniek, onroerendgoed-recht, weg- en waterbouwkun de, bodemkunde, geologie, geofysica, astro nomie, ruimtevaart, defensie, navigatie, hydro logie, stedebouwkunde, natuurbeheer en land- schapskunde. Onderling hebben deze elemen ten ook tal van raakpunten, doch deze zijn in dit verband weggelaten. In de aanrakingsgebieden met de landmeetkun de vormen zich de sectoren, waarin het land meetkundig beroep gestalte krijgt. In deze sec toren wordt samengewerkt met technici en wetenschapsmensen uit de andere maatschap- pijvelden, die hun eigen rugdekking hebben. Als we een fragment bekijken kan een iets vol lediger detailbeeld getoond worden. (Zie figuur 6). Er zijn enige sectoren van de landmeetkun dige beroepsuitoefening ingevuld: landinrich- BODEMKUNDE "BODEM Fig. 7. ting, vastgoedbeheer en kadaster. Die sectoren hebben vanzelfsprekend aanrakingen met cul tuurtechniek, planologie en onroerendgoed- recht, maar ook met tal van andere disciplines, b.v. landschapskunde, natuurbehoud en -be heer, agrarische bedrijfskunde, recreatiekunde, volkshuisvestingsbeleid, economische aspecten van het grondgebruik, leer van de openbare financiën, bestuurskunde e.a. Op de wijze waarop dit voor de landmeetkunde is gebeurd, zou men ook beelden kunnen op roepen met in het centrum een andere disci pline. (Zie figuur 7).Bijvoorbeeld met bodem kunde centraal en landmeetkunde als een aan- rakingsveld in de periferie en hiertussen als sec torale bodemkundige vakgebieden: diensten voor bodemkartering, luchtfoto-interpretatie en remote sensing, waarin landmeetkundigen een bijdrage leveren. Om het beeld niet te gecompliceerd te maken, keren we terug naar de figuur met landmeet kunde als centrum. (Zie figuur 8). Hierin zijn nu de sectoren ingevuld. Ook hier is het niet de be doeling een star geheel te schetsen. Er zijn twee dimensies gebruikt, maar voor een goed beeld zouden het er vier moeten zijn. De plaats van de werkring, waarin de sectoren zich bevinden, is een momentopname. Hierdoor kan het zijn, dat een sector, bijvoorbeeld „ver keer", in de aanraking met weg- en waterbouw kunde landmeetkundige activiteiten bevat, maar op een ander moment dit veel meer doet in aanraking met stedebouwkunde, navigatie of ruimtevaart. De werkring zal dus allerlei standen in kunnen nemen. Bovendien zullen de sectoren elkaar onderling beïnvloeden. De sector onderwijs, als ander voorbeeld, zal naast de verzorging van een sterke rugdekking (de landmeetkunde), zich met alle andere maat- schappijvelden en sectoren moeten „verstaan", hetzij voor de vorming van generalisten, hetzij voor de vorming van specialisten. De oppervlak ten van de velden en sectoren hebben geen symbolische betekenis. Zij behoren bij een door snede van zeer verschillend gevormde lichamen. Er zou aan de landmeetkunde in iedere sector en aan de daarbij horende wisselwerking met de maatschappijvelden een beschouwing kunnen worden gewijd. Daarbij zou blijken dat de wis selwerking vaak tot belangrijke wijzigingen in de vakbeoefening leidt. Als voorbeeld wil ik hier de sector „kadaster" noemen, ledereen kent in grote trekken de geschiedenis van het Kadaster: De aanvanke lijke fiscale functie veranderde onder invloed

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1979 | | pagina 14