„De man met het meetsnoer"; andere even-
oude geschriften spreken van: „de man met de
meetstok". Meetsnoer en meetstok. Verschil
lende meetattributen, volgens beschrijvingen
die teruggrijpen tot in de Egyptische tijd.
Afhankelijk van de nauwkeurigheid van de
meting bestonden in bepaalde landen voor
schriften voor het te gebruiken materiaal, waar
de meetsnoeren van moesten zijn vervaardigd.
Er is trouwens vaak een duidelijke relatie met de
relatieve hoeveelheid beschikbare grond en de
wijze waarop de grootte moest worden be
paald. In Egypte en de omliggende landen, waar
leven en welzijn werden bepaald door de hoe
veelheid vruchtbare grond (en daar was niet
eens zoveel van nodig per familie), is al duizen
den jaren geleden nauwkeurig aangegeven hoe
men een stuk grond kon en moest opmeten.
Daar was de landmeetkunde naast een uitda
ging ook een „wetenschap" geworden.
De kolonisten die in het huidige Amerika met de
Indianen grond-transacties deden, kregen te
maken met oppervlakte-maten, die werden be
paald door de omtrek die door één man, lopend,
in één dag kon worden afgelegd. In Amerika
was immers grond zat. De kolonisten huurden
daar met weinig gevoel voor de wilsovereen
stemming dan meestal de beste hardloper
van de streek voor.
In vele eeuwen dus heel weinig veranderingen
in de landmeetkunde; pas zo'n 4 500 jaar ge
leden kwamen de in onze ogen simpele mecha
nische hulpmiddelen in gebruik, zoals de Jacob-
staf (het symbool van het landmeetkundig ge
zelschap „Snellius"), de Hollandsche cirkel en
het planchet (rond 16001).
Zo'n tweehonderdvijftig jaar geleden kwam in
de landmeetkundige „gereedschappen" een
flinke verandering met de opkomst van de op
tische wetenschap. De uitvinding van de kijkers
gaf de landmeetkunde mogelijkheden om zich
verder te ontwikkelen als wetenschap. Pas nu
kwamen door de grotere mogelijkheden nieuwe
problemen opzetten, b.v. die van foutentheo-
riën en de oplossingsvraagstukken.
Een heel interessant overzicht van wat er zoal
rondom de instrumenten is gebeurd, is thans
bijeengebracht in de TH-Delft waar in het geo-
desiegebouw een tentoonstelling van oude in
strumenten c.a. is ingericht. Als u daar bent
moet u er eens op letten dat de oudste instru
menten en hulpmiddelen vrijwel allemaal zijn
ontwikkeld op basis van het principe, dat één
man alles zelf kon doen. Hij had er (nauwelijks)
hulp(en) bij nodig.
Met de opkomst van het verfijndere instrumen
tarium en de verbetering van het meetmateriaal
ontstond er in het landmeten enige arbeidsdiffe-
rentiatie. Door de meetinstrumenten met een
kijker ontstond behoefte aan meethulpen om de
richtmerken te (ver-) plaatsen.
Dat brengt mij tot mijn tweede uitspraak: In de
landmeetkunde betekent technische innovatie
toenemende arbeidsdifferentiatie.
Wordt namelijk aanvankelijk vrijwel alles door
de „landmeter" zelf gedaan, ook met de toe
nemende arbeidsdifferentiatie wordt de schijn
opgehouden dat het toch steeds nog min of
meer namens hem gebeurt. Zijn verantwoorde
lijkheid voor het geheel is dan kenbaar aan zijn
handtekening op bijvoorbeeld de kaartering van
„zijn" werk!
Vijfentwintig jaar geleden (uiteraard ruwweg
bedoeld) ontstond een duidelijke vernieuwing in
de landmeetkunde. De afstandmeting met me
chanische hulpmiddelen kwam ter discussie
met de opkomst van methoden, die via de radio-
en/of later nog weer de lichtgolven werkten.
Of men zich in het algemeen bij het in gebruik
nemen van de nieuwe elektromagnetische/op
tische afstandapparatuur wel voldoende heeft
gerealiseerd wat dat feitelijk voor de landmeet
kunde betekende, waag ik te betwijfelen. Inte
ressant is het vast te stellen dat schoorvoetend
het technisch denkwerk, nodig voor weten
schappelijke berekeningen voortvloeiend uit het
gebruik van die nieuwe apparatuur, op gang
kwam. Slechts door heel weinigen werd die uit
daging aanvankelijk opgepakt. Eén der groot
sten daaronder is wel prof. Baarda van onze
„eigen" TH-Delft.
Door de inmiddels veelal meer dan een halve
eeuw werkende vak- en belangenverenigingen
is aan deze revolutionaire verandering in de ar
beidsverdeling opvallend weinig aandacht be
steed. Want revolutionair is het natuurlijk wel.
Bij gebruik van de nieuwe apparatuur is n.l. de
mogelijkheid voor de landmeter om echt ter
plekke het land te meten vervallen. De man die
werkelijk fysiek meet bevindt zich veelal „heel"
409