ver van het instrument en heeft daarmee de taak van zelfstandig landmeter. Misschien komt het nog wel eens zover dat het eenmaal neergezette instrument zelf alle regi straties (incl. het richten) verzorgt. Daarmee is de landmeter dan in ,,ere" hersteld. En ook de uitdaging? Maar laat ik niet vooruitlopen op de eventuele „aantrekkelijke" kanten van automatisering, daar kom ik later nog wel op terug. Naast de revolutie bij de afstandmeting kwam zo'n vijf entwintig jaar geleden een geheel andere ont wikkeling duidelijk aan het licht, namelijk die in de sociale sfeer. In de overheids- en semi- overheidswereld, waar de meesten van ons hun werk vinden, merkten we daar aanvankelijk nog weinig van, maar vandaag de dag is dat wel degelijk merkbaar. Mondigheid is duidelijk een erkend en merkbaar begrip aan het worden. Na tuurlijk niet alleen binnen de landmeetkunde, maar ook daarbuiten vraagt men steeds meer om achtergrond en informatie. Het zal duidelijk zijn dat de landmeters zelf daaraan deelnemen, maar dienstbaar als ze zijn, ook in hun werk, de gevolgen ervan ondervinden. Laten we ons niet te snel daarbij vergissen! De vraag die aan ons als landmeters wordt gesteld is meervormiger dan ooit te voren en ze komt uit meerdere hoeken. Heel „micro" (niet „klein schalig", want dat doen wij dan juist veelal grootschalig!) ten behoeve van het individu om rechtsbescherming, om zekerheid rond zijn be zit; maar ook heel „macro", heel grootschalig (dus voor ons op kleine schaal te kaarteren!) door overheden en andere instellingen. Veel meer dan mij lief is zijn we dan geneigd om die vragen te blijven benaderen uit ons traditionele handelen en werken. Wij landmeters beschik ken over een enorm belangrijke relatie in de uit oefening van onze wetenschap. Als verdelers van de aarde kunnen wij in onze bijdrage aan de complexer wordende maatschappij steeds de relatie blijven leggen met een eenduidig en on vervreemdbaar goed, namelijk de grond, dat per ceel, of die coördinaat. Om dat in onze „snel lere" maatschappij bevredigend te kunnen doen is traditioneel werken niet voldoende. Daarvoor is massale verwerking van gestandaardiseerde gegevens nodig en dus komen we als vanzelf tot het inschakelen van de computer. Dat voert mij naar mijn derde uitspraak: Auto matisering is in de landmeetkunde een onont koombaar gegeven. Heel bewust vermijd ik hierbij het gebruik van woorden als kwaad of goed. Pas historici kun nen, na onderzoek van wat gebeurd is, vast stellen of men al dan niet van goed of fout, 410 kwaad of goed kan spreken. Maar zeker voor mij is, dat hij die eenmaal hoekfuncties met een moderne rekenmachine heeft berekend niet meer naar de tabellenboeken terug wil. Poly goonberekeningen zijn nogal wat vereenvou digd door die rekenwondertjes. Toch besef ik heel goed: automatisering is een dreiging ener zijds en toch ook een uitdaging anderzijds. Geen landmeter kan er op den duur omheen! Voor nu verder in te gaan op de automatisering en de uitdaging die ze in de landmeetkunde kan vormen eerst een paar zijsprongen. Ter ondersteuning van mijn eerste drie uitspra ken heb ik mij vooral gericht op de oorspronke lijke taak in de landmeetkunde. Het op één of andere wijze vastleggen van de afmetingen van de fysische werkelijkheid om zich heen. Een buitengewoon afgezaagd en zeker in onze wereld zeer bekend gezegde (en géén stelling mijnerzijds) luidt: Met passen en meten wordt de meeste tijd versleten. Niet te ontkennen is de hoge arbeidsintensiteit van het landmeetkundige werk. Al in de tijd dat ik nog een pril landmetertje was, heb ik mij ge realiseerd dat op vrijwel elke knik in een lijn op de kaart een man in het terrein werkelijk heeft gestaan; iemand werkelijk aanwezig is geweest! Het zeer intensieve terreinwerk is een uitdaging voor hen die werkmethode-verbetering en pro- duktievernieuwing nastreven. Dat springt nog eens heel duidelijk in het oog bij de beschou wing van landmeetkunde, fotogrammetrie en kartografie. De twee laatste zijn jongere vakge bieden, nauw verbonden met en ten dele voort gekomen uit de landmeetkunde. Ze zijn uitge groeid tot semi-zelfstandige studierichtingen en steeds verder weg gegroeid van ons vak. De indruk dat zoiets een te betreuren ontwikke ling zou zijn wil ik zeker niet wekken. Voor de fotogrammetrie geldt in elk geval, dat steeds meer wordt ontdekt, dat zeker de theoretische benadering ervan meer overeenkomst met het

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1979 | | pagina 18