yv C4
landmetersvak heeft dan wel eens is aangeno
men. Voor de kartografie geldt wellicht het
tegenovergestelde; elke landmeter leert wel iets
van kaarteren, maar is daarmee zeker geen kar-
tograafIk betreur wèl de soms gesuggereerde
scherpe scheiding tussen de diverse gebieden.
De daardoor opgetreden vervreemding heeft
zeker de landmeetkunde geen goed gedaan om
dat de flexibiliteit met betrekking tot de inzet
van mensen er ernstig door is belemmerd. Door
de grote arbeidsintensiteit van het landmeet
kundig werk heeft vooral de fotogrammetrie
grote ontwikkelingskansen gekregen als con
current van de landmeetkundige toepassingen.
Mijn vierde uitspraak is dan ook: De opkomst
van de fotogrammetrie en kartografie heeft zo
wel aan de input- en output-zijde van de land
meetkunde afgeknabbeld, maar zij vergroten de
maatschappelijke bruikbaarheid van ons vak.
staande combinatie-functies ontstonden meer
„specialisten": waarnemer, schrijver, fotogram-
meter, kartograaf, tekenaar, rekenaar, systeem-
analyst, baakvasthouder en operateur.
Voor de ploeg te velde heeft de technische ont
wikkeling, naast de eerder aangegeven verande
ringen, in praktische zin ook nog consequenties
gehad. Arbeidstheoretisch niet zo erg overigens,
want de totale inspanning aan arbeid (kracht x
weg) bleef vrijwel gelijk. Vroeger gold de for
mule 0,5 kg x 4 km x 3 man; thans geldt 8 kg x
0,25 km x 3 per uur! De menselijke fout wordt
Deze uitspraak vereist nog wat nadere toelich
ting. Ik bedoel hiermee niet dat ik fotogramme
trie en kartografie als concurrenten van land
meetkundig werk zie. Wèl dat deze vakgebie
den, inmiddels samen met de landmeetkunde,
deels actief werkzaam zijn op eenzelfde maat
schappelijk gebied. Door de soms onverschillige
houding van landmeterszijde is zeker voor wat
de kartografie betreft in de studie te weinig inte
gratie ingebouwd. Daardoor treedt vervreem
ding en daarmee een gevoel van concurrentie
op wanneer het gaat om de uitdaging. Terwijl in
feite deze twee vakgebieden de maatschappe
lijke bruikbaarheid van ons vak landmeetkunde
enorm hebben vergroot.
Nu kom ik terug op de automatisering. Voor een
sterke uitdaging in het oude landmetersvak
heeft wel de automatisering gezorgd.
Mijn tweede stelling sprak al van de relatie tus
sen technologische vooruitgang en toene
mende arbeidsdifferentiatie. Het zeer recente
verleden heeft ons dat getoond. Uit de be-
meer en meer uitgeschakeld. Foute waarnemin
gen worden door automatisering van de waar
neming vermeden, foute noteringen door het
gebruik van informatiedragers beperkt.
Dit leidt tot mijn vijfde uitspraak: De huidige
ontwikkelingen in de landmeetkunde voeren tot
sterke veronpersoonlijking van het vak.
Ik herinner mij van zo'n tien jaar geleden nog
een landmeter, die steevast in elke op z'n veld
werk voorkomende sloot eendjes tekende. De
toren waarop werd gericht, werd nauwkeurig
gedetailleerd uitgetekend en schetsen van ge
bouwen waarin meetmerken zaten, kwamen ook
hier en daar voor. De oude „veldboeken" in de
tentoonstellingsverzameling te Delft vertonen
411