er een prijsvergelijking is gemaakt moet het mogelijk zijn hierin inzicht te geven. In zijn antwoord wijst Van 't Haaff er op, dat interactief grafische systemen inderdaad wel eens extra kosten met zich kunnen brengen en dat er toepassingen zullen zijn waarbij de kosten niet helemaal tot hun recht komen, doch dit zullen uitzonderingen zijn. Hij wijst op de extra voordelen van digitale bestanden en het feit dat er veel meer mee gedaan kan worden dan voor heen het geval was. Op de heer Janssens' interruptie, dat het hem niet gaat om digitaal vervaardigde en/of nader hand via digitale bestanden te gebruiken kaar ten, maar om éénmalige kaarten (aanvullingen of wegwerptekeningen) en dat het prijsverschil hem interesseert, antwoordt Van 't Haaff dat er in de toekomst niet veel wegwerpkaarteringen meer zullen zijn. Bij aanvullingen zal het boven dien lonend zijn het bestaande grafische be stand om te zetten in een digitaal bestand. Wanneer deze omzetting echter niet gewenst is, dan bestaat inderdaad de mogelijkheid dat men duurder uit zal zijn. Echter gezien de grote voordelen van digitale bestanden lijken de door de heer Janssen genoemde voorbeelden grote uitzonderingen te worden. De heer Janssen oppert het idee dit onderwerp op het 11e NGL-congres nog eens aan de orde te stellen. De tweede vraag is afkomstig van de heer Van der Schans (TH-Delft) en bestemd voor de heer Denekamp: Uit de voordracht van Denekamp zou men de indruk kunnen krijgen dat het Ka daster een interactief systeem alleen voor kaart vervaardiging en -bijhouding zal gaan gebrui ken. Er zijn echter ook mogelijkheden van kop peling met niet-topografische vastgoedgege- vens (zoals ook door Van 't Haaff werd gesug gereerd) en van toepassingen in de sfeer van ruimtelijke planning en ontwerp (landinrichting). Heeft het Kadaster ook ideeën in die richting?" Denekamp onderschrijft in zijn antwoord de juistheid van Van der Schans' woorden en wijst er op in zijn voordracht zich met opzet beperkt te hebben met het oog op de volgende spre kers, die op dit probleem ook nog uitgebreid zouden ingaan. Het is juist dat wanneer men zich een dergelijk systeem aanschaft men ook gebruik maakt van de mogelijkheden die het systeem biedt. In eerste instantie is het echter de bedoeling zich te richten op de realisering van een systeem waarmee kaarten kunnen wor den geproduceerd. Inderdaad zijn er zeer veel toepassingsmogelijkheden, o.a. bij landinrich tingsactiviteiten. Het is echter raadzaam bij de basis aan te vangen en in de loop der tijd uit te breiden. Als afsluiting illustreert Denekamp zijn antwoord met de volgende toepasselijke beeld spraak: „Het is beter de oceaan over te steken door van eiland naar eiland te springen, dan in één keer de sprong te wagen en halverwege tot de ontdekking te komen dat deze niet haalbaar is". „In de gemeente Vlissingen kan een GBKN digitaal worden vervaardigd en gemuteerd. Dit is afhankelijk van de medewerking van alle par ticipanten. Als echter één of meer participanten zich terugtrekken kan die vervaardiging niet doorgaan. Wil het Kadaster, gezien de grote mogelijkheden van een digitale GBKN, op dit moment een voortrekkersfunctie vervullen en zijn de hierbij betrokken bureaus Fugro en KLM bereid hiervoor hun kennis en ervaring beschik baar te stellen en dit zo positief mogelijk, als mede in financiële zin, te benaderen?" Op deze derde, door meerdere sprekers te beantwoor den vraag van de heer Uijl(gemeente Vlissingen) wordt door de heer Denekamp als eerste com mentaar gegeven. Voor wat betreft het werken met digitale systemen lijkt het hem allerminst juist dat het Kadaster vooraan zou lopen. Het Kadaster is voorzichtig gestart: er mag best iets van de kadastrale dienst worden verwacht, echter niet direct een voortrekkersfunctie. De vraag aan Fugro en KLM Aerocarto wordt doorgegeven aan de heer Van 't Haaff, die de beantwoording allerminst een moeilijke kwestie vindt. Voor wat betreft de bijdrage van KLM Aerocarto gelooft hij wel degelijk dat er voor dit specifieke project mogelijkheden zijn om tot een digitale kaartering te komen en hij beoordeelt het als een duidelijke zaak dat KLM Aerocarto bereid is daaraan mee te werken. Mogelijkerwijs ook financiëel, ofschoon hij op dit punt de nodige voorzichtigheid wil betrachten. Aerocarto acht het van essentiëel belang dat GBKN-projecten als het onderhavige kunnen plaatsvinden en vindt het maatschappelijk nut ervan evenzeer belangrijk. Als derde antwoordt de heer Verwoert dat hij in zijn voordracht het antwoord al min of meer heeft gegeven: Als een GBKN digitaal kan wor den vervaardigd is dat een stap in de goede richting. Ook Fugro is zeker tot medewerking bereid. Zij heeft zelf getracht het bedoelde pro ject tot een digitale aanpak te brengen. Voor wat betreft het financiële punt sluit hij zich aan bij de vorige spreker. De vierde vraag: „Ziet u het interactief grafi sche systeem toepasbaar bij kleinere landmeet kundige diensten? Wat zijn de voorwaarden? Is 463

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1979 | | pagina 27