er een kosten/baten-uitspraak te doen?". Deze vraag is afkomstig van de heer Boerstra (Pro vinciale Waterstaat van Noord-Brabant). De vraag wordt beantwoord door de heer Verwoert, die expliceert dat er langzamerhand ervaring is opgedaan met interactief grafisch werken, ook met betrekking op kleine terreinmetingen. In eerste instantie zal een dergelijke kaart niet goedkoper worden, maar daarentegen wel veel waardevoller. In plaats van een kaart op een bepaalde schaal is er een informatieblok ont staan, waarmee op iedere gewenste schaal kaar ten kunnen worden geproduceerd. Voor wat betreft de mogelijkheden voor kleinere land meetkundige diensten wijst de spreker er op, dat er in Nederland een aantal bureaus zijn die zich willen toeleggen op dienstverlening aan kleine landmeetkundige diensten. Juist met betrekking tot het interactief werken met grote computersystemen bieden die bureaus de nodi ge mogelijkheden. Door het beschikbaar stellen van computertijd en -diensten bieden zij de mo gelijkheid te profiteren van de voordelen van digitale bestanden en interactief grafisch wer ken, zonder dat men verplicht is zelf grote sys temen aan te schaffen. De vijfde vraag is van de heer/Cr/yge/'IDIV-RWS) en bestemd voor de heer Van 't Haaff: ,,ln uw verhaal haakt u in op de mogelijkheid van be standsuitwisseling. Technisch is dit volgens u zonder meer mogelijk. Organisatorisch lijken mij echter enige probleempjes aanwezig. Eén van de belangrijkste hierbij is mijns inziens het han teren van een gemeenschappelijke registratie basis, of minimaal een eenduidig door de ver schillende diensten gehanteerde codering etc. Zijn er thans ontwikkelingen op nationaal resp. internationaal niveau om een dergelijke alge mene registratiebasis te definiëren en worden bij uitwisseling van bestanden geen problemen verwacht met de eigendomsrechten van de ge gevens? Van 't Haaff begint met de beantwoording ter wijl Denekamp enkele specifieke punten uit diept. In zekere zin is het koppelen van gege vens altijd gebonden aan onderlinge afspraken. Technisch gezien behoeven coderingsverschil- len geen probleem te zijn: deze kunnen door programmering worden opgelost. Een andere zaak is de noodzaak te komen tot uniforme ringsafspraken. Over de problematiek m.b.t. de eigendomsrechten kan Van 't Haaff weinig zeg gen, omdat hij hierover onvoldoende op de hoogte is. Wel heeft hij het gevoel dat er in de praktijk weinig problemen zullen zijn. Denekamp deelt mee dat er betreffende de uniformering ontwikkelingen gaande zijn, waar- 464 bij in eerste instantie de problemen op nationaal niveau zullen worden bekeken. De problemen met betrekking tot informatiekoppeling zijn on derkend en er worden pogingen ondernomen daarvoor een oplossing te vinden. Eén van die pogingen is de instelling geweest van de werk groep Uniformering, ressorterend onder de Overleggroep Topografie en Leidingen van de Bestuurlijke Overleg Commissie voor Over- heidsautomatisering (BOCO) en onder de Rijks commissie voor Geodesie. Deze werkgroep heeft als opdracht te bestuderen aan welke eisen bestanden moeten voldoen om tot een optimale uitwisseling te komen. Wanneer aan die eisen is voldaan is men binnen de overheid er aan gehouden dat de uitwisseling op een be paald moment is gewaarborgd. (De BOCO is gemachtigd dergelijke adviezen te verstrekken). Technisch is uitwisseling van gegevens dan mogelijk, waarbij het niet noodzakelijk is dat elk bestand een identieke codering zou moeten hebben. Het is mogelijk dat eenieder zorgt voor een bepaalde programmamodule, waardoor het betreffende bestand kan worden geconverteerd naar een bestand dat voldoet aan het zo genaamde „standaard-uitwisselingsformaat". (Met de definiëring van dit formaat heeft de werkgroep De Noord zich bezig gehouden). Praktisch bekeken betekent dit, dat een bepaal de dienst zijn bestand kan converteren naar het standaard-uitwisselingsformaat en dat dit ver volgens in elk ander systeem kan worden inge bracht. Terugkomend op het punt „eigendoms rechten" meent spreker dat de problemen zich vermoedelijk wel aan de onderhandelingstafel zullen oplossen. De zesde vraag is eveneens afkomstig van de heer Krijger en is bestemd voor de heer Dene kamp: „In uw toekomstbeeld speelt de centrale kartografische database een grote rol. Wat zijn de argumenten om een centrale database te hebben, indien alle verantwoordelijkheden en taken ten opzichte van de gegevens gedecen traliseerd zijn? Centraal dienen mijns inziens al leen standaardregels en procedures ter beschik king te staan (bijvoorbeeld coderingen, rappor tage-voorschriften etc.) en verder geagregeerde gegevens ten behoeve van statistische analyses (te voeden door middel van rapportages vanuit de decentrale databases). Niet centraal nodig lijken mij bijvoorbeeld de grenzen van een ka dastraal perceel." Denekamp stelt nadrukkelijk dat het door hem in zijn voordracht geschetste beeld van een gecentraliseerde situatie slechts één van de vele mogelijkheden is: een gedecentraliseerde situa tie was eveneens mogelijk geweest. Hij heeft

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1979 | | pagina 28