gebrek bestaat. Essentieel hierin zijn een redelijke voedselvoorziening en een minimum aan leefbare huisvesting, direct gevolgd door gezondheidszorg en basisonderwijs. De vraag of deze verandering in in zichten een grote invloed heeft op het onderwijs- en onderzoeksprogramma van het ITC kan ontkennend worden beantwoord. Immers, zo gauw in een land sprake is van enige planning van de ontwikkeling komt de vraag naar basisgegevens op en zullen er „surveys" moeten worden uitgevoerd. Wat het ITC hieraan bijdraagt is dat mensen worden opgeleid, die in staat zijn deze surveys uit te voeren en dat waar nodig in de vorm van adviezen of anderszins steun wordt verleend aan het opbouwen of versterken van de organisaties waarin deze mensen werken. Samengevat kan men zeggen dat het ITC bijdraagt aan het beschikbaar komen van de middelen, die no dig zijn om een survey te kunnen uitvoeren. Deze middelen veranderen niet wezenlijk wanneer de doel stelling van de ontwikkeling verandert en een aanlei ding om in de cursusinhoud wijzigingen aan te bren gen kan hierin nauwelijks worden gevonden. Het is wel mogelijk dat de behoefte aan de aantallen men sen, die in een bepaalde richting zijn gespecialiseerd, verandert, doch wanneer een trend in deze richting zich niet overal tegelijk voordoet, en dit is zeer on waarschijnlijk, kan een zodanige verandering wel worden opgevangen. Niettemin wordt door middel van enquêtes onder de cursisten, door contacten op conferenties en bezoeken ter plaatse getracht de cursusinhoud zoveel mogelijk aan de behoeften aan te passen. Tenslotte nog een enkel woord over een beleidsuit gangspunt van onze regering ten aanzien van het In ternationaal Onderwijs in het algemeen, n.l. de sterke voorkeur om dit onderwijs zoveel mogelijk naar de ontwikkelingslanden zelf over te plaatsen. Op de on langs in Wenen gehouden United Nations Conference on Science and Technology for Development werd dit door politici uit de ontwikkelingslanden nog eens onderstreept in het kader van hun wens om op weten- schappelijk-technisch gebied zo snel mogelijk onaf hankelijk van en gelijkwaardig te worden aan de rijke landen. Dat zij daarvoor de hulp van deze landen nog nodig hebben, is hen niet ontgaan. Voor het ITC is deze gedachte niet nieuw, hetgeen o.m. blijkt uit het feit dat het ITC in het kader van de bilaterale hulpverlening heeft meegewerkt aan de op richting van het Indian Photointerpretation Institute, het IPIte Dehra Dun in India, het Centro Inter- Americano de Fotointerpretaciön in Bogota (Colum bia), het ECA Regional Centre for Training in Aerial Surveys te lle-lfe (Nigeria) en de School voor Foto- grammetrie en Kartografie te Bandung. Aan een verdere uitbreiding van dit soort projecten zijn om twee hoofdredenen grenzen gesteld. In de eerste plaats is één van de voorwaarden waaraan moet worden voldaan, dat het land of de regio waar een dergelijke opleiding wordt gevestigd hiervoor dui delijk de wens uitspreekt op basis van een bestaande behoefte. Een opleiding, hoe ook georganiseerd, kan niet worden opgedrongen. Nu is het aantonen en uit spreken van de wenselijkheid niet moeilijk en dit is in het verleden bij herhaling gedaan. Echter, de Neder landse regering heeft, m.i. terecht, de voorwaarde ge steld dat de opleiding wordt voortgezet, ook nadat de personele en financiële steun van Nederland wordt beëindigd. Het geven van een dergelijke garantie nu stuit veelal op onoverkomelijke moeilijkheden. Hierbij moet on derscheid gemaakt worden tussen de onderscheiden onderwijsniveaus. Het is duidelijk dat op het uitvoe rend niveau, de fotogrammetrische operateurs en de kartografiscn tekenaars, de aantallen het grootst zijn, zodat een permanente opleidingsmogelijkheid het snelst lonend is. Desondanks zijn, nadat in de eerste behoefte is voor zien, de aantallen die voor instandhouding van het potentieel moeten worden opgeleid betrekkelijk ge ring. Voor een corps van 100 man, waarvan de ge middelde ambtelijke levensduur in de uitvoerende functie op b.v. 15 jaar wordt gesteld, is een jaarlijkse aanvulling van 6 a 7 man voldoende. Kartografische en fotogrammetrische diensten van enige omvang, die het stadium van opbouw te boven zijn, kunnen zich een eigen dienstopleiding wel permitteren (zoals b.v. in Iran en India het geval is). De kleinere zullen blijvend een beroep op anderen moeten doen. Voor het academisch niveau, waarvoor de opleiding bij voorkeur aan een bestaande universiteit of hoge school zou moeten worden gekoppeld, is het pro bleem analoog. De aantallen die per specialiteit nodig zijn, zijn gering, de nodige jaarlijkse aanvulling is nog geringer, zodat de kosten per student hoog zullen zijn. In het kader van de behoefte aan academici in de ontwikkelingslanden zijn op andere gebieden even eens wensen, die veelal grotere aantallen vragen en dus hogere prioriteit zullen hebben. Voor de oplossing van deze problemen is geen voor de hand liggend algemeen bereikbaar middel aanwe zig. Dit neemt niet weg dat het streven van de ont wikkelingslanden naar een grotere zelfstandigheid op het gebied van wetenschap en techniek ernstig moet worden genomen en dat het voor het ITC de verplich ting inhoudt alle gelegenheden die zich voordoen zorgvuldig op hun realisatie-mogelijkheid te onderzoe ken. Met deze opmerking wil ik mijn betoog beëindigen. Ik ben mij ervan bewust dat een aantal zaken, die bij het onderwerp zijn betrokken, niet of alleen maar ter loops zijn genoemd. Deze leemten kunnen, naar ik hoop, tijdens de forumdiscussie nog worden verhol pen. RECTIFICATIE In de inhoudsopgave van de 21e jaargang (decembernummer pag. 495) staat onder het hoofd „Kartografie" een artikel van drs. P. vermeld onder dezelfde titel als het artikel van drs. P. A. van 't Haaff. Hoewel de redactie een bij drage van drs. P. aan Geodesia beslist zou waarderen, komt een artikel over fotogrammetrische digitaal vervaardigde bestanden van zijn hand ons toch wel ongeloofwaardig voor. Het bleek dan ook dat het zetduiveltje ons weer eens parten had gespeeld en wel bij het inwerken van de correcties uit de drukproeven. In plaats van „het artikel van drs. P." diende hier te worden vermeld: Interactief grafische syste men, door ir. J. Denekamp439". 8 GEODESIA 80

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1980 | | pagina 10