Lokaal werden dan ook significante afwijkingen m.b.t. de werkelijke hoogteligging geconstateerd. Zo wees een onderzoek terzake in het Coeroenie-gebied (Zuidwest-Suriname) uit, dat de gemiddelde boom hoogte aldaar slechts 17,5 m bedroeg. Andere onvolkomenheden (onjuiste vaststelling nul- referentievlak, hellingen in de fotogrammetrische mo dellen e.d.) in de eerste kaarteringen leidden er toe, dat in een 40 km lange bemonsteringslijn in het onder zoekgebied 72% van de „spotheights" meer dan 10 m en 34% zelfs meer dan 20 m hoger bleken te liggen dan de gewaterpaste hoogten in NSP (Normaal Surinaams Peil). Nadat de gewenste luchtfoto's ter beschikking waren gekomen, vonden de voorbereidende werkzaamhe den voor de aerotriangulatie plaats, waarna achter eenvolgens middels het systeem van de „independent models" de aerotriangulatie werd uitgevoerd en vol gens het Ackerman-programma de blokvereffening tot stand werd gebracht. Gebruik makende van A-7 en A-8 kaarteringsapparatuur van Wild werd de kaar- tering uitgevoerd op het tekenblad, vooraf voorzien van een grid. Tot voor kort werd als basis van de kaartbladen uitge gaan van de stereografische projectie op de Besselse Ellipsoïde naar het Nederlandse model. Aangezien zo wel deze ellipsoïde als het projectiesysteem op het Amerikaanse continent een „enclave" vormen, waar door adequate aansluiting op de kaarteringen van de buurlanden niet goed mogelijk is, werd onlangs over geschakeld naar de internationale Hayford-ellipsoïde en het UTM-projectiesysteem. Vanwege de asymme trische ligging van Suriname binnen de UTM gridzone 21 (54° —60° W.L.) werd gekozen voor een gemodifi ceerde UTM, welke als Sur.T.M. wordt aangeduid en waarbij als centrale meridiaan werd gekozen de meri diaan van 55° 41' W.L., hetgeen dezelfde meridiaan is als waarop het centrale punt voor de eerder gebruikte stereografische projectie was gelegen. Als schaal- factor op deze meridiaan werd de waarde k0 0.99990 gekozen en niet de gebruikelijke 0.9996 bij de UTM, om zodoende te bewerkstelligen dat de schaal- factor in het dichtstbevolkte gebied van het land 1.000 zou zijn. (De maximale correctie bedraagt dan 5 cm per 100 m aan de grenzen met de buurlanden). De oriëntering van het primaire net vond plaats m.b.v. een aantal punten van het Hiran-net (High range navigation system) een elektronisch trilateratie- Fig. 3 GEODESIA 80 net van de USAF, gemeten tussen Venezuela en Brazilië via de noordoostkust van Zuid-Amerika en een tweetal hiertoe gemeten Laplace-punten. De geo detische posities van de Hiran-punten werden gege ven in het Provisional SAD 1956. (Inmiddels is dit ver vangen door SAD 1969). Op deze meetkundige grondslag wordt thans aan de nieuwe topografische kaartserie 150.000 gewerkt. De toegepaste werkwijze in het project Zuid- Oost Suriname Als voorbeeld van de werkwijze in niet-ontsloten ge bieden van het oerwoud van Suriname, moge het project Zuid-Oost Suriname dienen. Aan de samen vloeiing van de Boven Tapanahony- en Paloemeu- rivier op één uur vliegen van Paramaribo, ligt de Vincent Fayks-airstrip. (Zie fig. 3). Deze airstrip, waar op zich wat personeel van de Surinaamse luchtvaart en meteorologische dienst bevindt, zou als basiskamp voor de operatie dienen. Er werden een lichtagregaat en een waterpomp, radio apparatuur, logeergebouwen en een magazijn geïn stalleerd, terwijl het personeel en het materiaal vanuit Paramaribo per vliegtuig werden ingevlogen. Ook werd van de diensten van lokale Trio- en Wajana- indianen gebruik gemaakt. Op dit vliegveld werden tevens de helicopters en foto vliegtuigen met hun bemanning en mecano's gesta tioneerd. Van te voren werden de plekken, waar de plaatsbepalingen zouden worden verricht, op voorlo pige kaarten of waar deze ontbraken door lucht- verkenning, vastgesteld. Vervolgens werd een kleine kapploeg per helicopter naar deze punten gebracht en werden de kappers via een touwladder met hun kampuitrusting en vivres in het oerwoud neergelaten. Nadat ter plaatse een opening van 60 x 60 meter schoon was gekapt, werd de helicopter via de veld- radio opgeroepen en kon de kapploeg worden ver plaatst en de meetploeg worden ingevlogen. (Zie fig. 4). Op deze wijze slaagde men erin in 40 dagen 26 punten in het meest verwijderde gebied van het Oran jegebergte, de Toemoekhoemak en de uitgestrekte Sipaliwini-savanna in te meten. De waterpassingen in dit gebied vonden voornamelijk plaats op de oeverwallen van veelal noord-zuid stro mende rivieren. Het transport geschiedde voor zover mogelijk met boten, aangedreven door buitenboord- Fig. 4 17

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1980 | | pagina 19