hogere landmeetkundige diensten gezamenlijk doende dit kadaster gestalte te geven. Met het toezicht op de luchtkaartering en de benut ting daarvan op zo breed mogelijke basis is belast het Centraal Bureau Luchtkartering. Een andere taak stelling van dit Bureau is de verzorging van de karto- grafie, waaraan de Surinaamse Kartografische Com missie een belangrijke bijdrage levert. Een bijzonder boeiend aspect hierbij is het gebied van de toponymie. Aangezien het niet mogelijk is in de toegemeten tijd uitgebreid in te gaan op de buiten gewoon interessante facetten van de naamgeving in Suriname, volgen hieronder slechts enkele hoofd punten. Het toponymische aspect in de kaart van Suriname Een kaart van Diego Ribeiro uit 1529 was aanleiding voor de Spanjaarden de „goldrush" naar het legen darische El Dorado in de Surinaamse contreien in te zetten. Dit sprookje eindigde in Suriname pas goed in 1689, toen een kleine militaire patrouille, door gouver neur Aerssen van Sommelsdijck uitgezonden naar het „goudrijk", op zoek naar de stad Manoa en het meer Parima na drie jaar onverrichter zake terugkeerde. De Spaanse namen van de grote rivieren, door Fer nandez de Oviedo in zijn Historia General overgeno men uit de Padrón Real, kregen van Lawrence Keymis op z'n ontdekkingsreis naar Guyana (1596) indiaanse aanduidingen, die in de huidige naamgeving goed herkenbaar zijn. De Rio Verde van weleer werd „Shurinama" en de Rio Salado werd Marowini, ter wijl ook Comowini en Corantini hun intrede doen. Vanwege het hydronymisch suffix -ini wordt ver ondersteld dat deze namen (Marawini, Comowini, Corantini) van Arowakse origine zijn, aangezien in die taal dit achtervoegsel op water duidt. De Karaï- ben, waarschijnlijk na de Arowakken in Suriname ge komen, worden de oudere plaatsnamen toegeschre ven; in het bijzonder die eindigende op -bo (Parama ribo, Acaribo, Onoribo enz.). Zij kennen het suffix -ini niet, doch gebruiken voor water, rivieren e.d. de uitgang oni of uni. Het -bo-suffix (feitelijk „po") heeft de betekenis van plaats (lokaal-suffix) of ook „er is". Zo zou het toponiem „Paramaribo" etymologisch als volgt te verklaren zijn: Deze plaats (plek) lag tegen een kreekje aan (de latere Sommelsdijck-kreek) en werd bewoond door Karaïben, die daarvoor aan de mond van de Para-rivier hadden gewoond. In het Karaïbisch betekent „muru" zoon, waardoor „Para- muru" kleine Para zou kunnen betekenen. Als men zich op die plek bevond, zei de Karaïb: „Ik ben te Paramuru", of in zijn taal: „Paramurupo". Door klinkerverwisseling is Paramaribo te verklaren. Nog spreken vele Nederlanders van Parimaribo en komen hierdoor dicht bij de naamsverklaring van Paramaribo door prof. C. de Goeje. Zijn afleiding is de volgende: Paramaribo is samengesteld uit: Paraima of Parima, d.i. „groot water", en ribo (rupo), d.i. „er was" (Karaïbisch). Met andere woorden: „de plek waar vroeger de zee was". Het suffix „bo" vindt men ook in hydroniemen, zoals b.v. Wonotobo. Volgens Albrinck (Encyclopedie van de Karaïbische taal) is de volledige naam: Mawari- wonotobo, d.i. de slaapplaats van de kraanvogel. Bij onze westerburen heet het vallencomplex in de Corantijn dan ook Blue Crane Falls, terwijl de plaatse- GEODESIA 80 lijk veel voorkomende „l-r" verwisseling de mensen soms parten speelt en de val Brooklyn falls heet. Een goed overzicht van geografische namen vindt men voor het eerst in de kaart van Alexander de Lavaux uit 1737. Naast de vele bo-toponiemen (waar van er reeds enkele bekend waren op Engelse kaarten uit 1667, b.v. Mawaribo of Indian Town) treft men er Joodse, Creoolse, bijbelse, Engelse en Franse namen aan. Ook treft men er naar het „Surinaams" afge leide toponiemen, ontleend aan de naam van de eige naar op grond van klanknabootsing, beroep of am bacht. Een voorbeeld hiervan is Goedoe-frou voor Alkmaar (eigenaresse was Gode froy). Ook door de Marrons gegeven plaatsnamen zijn be kend, zoals Buku, No meli mi e.d. strijdlustige aan duidingen in het Sranan. De zuiver Surinaamse topo niemen ontstonden na de emancipatie, toen de vrijge komen slaven en de Marrons zich aan de bovenrivie- ren vestigden. Deze plaatsnamen komen voor het eerst op kaarten voor na de wetenschappelijke expe dities in de binnenlanden van Suriname aan het begin van deze eeuw. Op de kaarten van Spirlet (1917) en van Bakhuis en De Quant (1930) vindt men een goede verzameling hiervan. Opgemerkt dient evenwel te worden, dat niet al de Surinaamse geografische na men correct zijn weergegeven. Dit als gevolg van het feit, dat de Nederlandsche expeditiegangers de in Su riname gebruikelijke creolentalen niet of nauwelijks verstonden. Hierdoor werden vernederlandste namen aangegeven op grond van hetgeen men meende te verstaan. Dit levert nog problemen bij de pogingen tot standaardisatie van deze namen en voor de etymo logie, welke o.a. voor de geschiedenis van het land van belang is. Het is immers een bekend feit, dat de mens aan zijn woonplaatsen en leefgebieden namen geeft, welke herinneren aan plaats gehad hebbende gebeurte nissen, die indruk op hem maakten of namen, die een plaatsbeschrijvende functie hebben. Een sprekend voorbeeld van naamsverduistering is het dorp Poe- ketie aan de Marowijne (volledige naam naar de Nederlandse spelling voor het Sranan is „Poeroeke- tie", d.i. „vrij worden". Omdat de expeditieleden des tijds bij dat dorp op toestemming van het Aukaner- opperhoofd moesten wachten alvorens verder te mogen reizen, interpreteerden zij de naam als zijnde een voorpost of „piket". Zo verscheen de naam Piketi i.p.v. Poeketi op de kaart. Ten aanzien van de opbouw van de geografische namen in het Sranan en de beide andere creolentalen Ndjuka en Saramaka kan worden opgemerkt dat, in tegenstelling tot de indiaanse toponiemen, de eersten als regel duidelijk te onderscheiden generische termen bevatten, zoals „sula" stroomversnelling in het Sranan en Ndjuka) en „dan" in het Saramaka, „anu" zijtak in het Sranan en Ndjuka) en „maw" in het Saramaka, „kondre" dorp), „santi" zand plaat), „oio" baai), „ston" steen) enz., waar bij nog een beschrijvend naamsdeel wordt toege voegd: Bonidoro sula, Balumadan, Malroseekondre enz. Tenslotte zij vermeld, dat in de standaardisatie van geografische namen in de Surinaamse creolentalen de volgende spellingsregels gelden a. de letters C, H, Q, V, X, Y, en Z worden niet ge bruikt, behalve in leenwoorden; b. lettertekens worden nooit verdubbeld; 19

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1980 | | pagina 21