enkele malen op gezinspeeld; ook uit het Staatboek-
formulier blijkt dat een dergelijke aansluiting bestaat.
Dit is eigenlijk al het geval sinds de oprichting van het
kadaster. De vorming van kadastrale percelen op
basis van cultuuronderscheid, zoals bij de oprichting
van het kadaster gebruikelijk was, sloot goed aan bij
de verkaveling volgens verschillende stadsmeierrech-
ten, temeer daar kadastrale perceelsvorming op basis
van het BW niet noodzakelijk was. Het gehele gebied
bevond zich volgens de criteria van het BW in één
zelfde rechtstoestand, uitgeoefend door één rechts
persoon, de gemeente Groningen. Nadien zijn wijzi
gingen van deze cultuurgrenzen ook vrij consequent
bijgehouden, hetgeen o.a. erg zinvol bleek toen rond
1900 vele stadsmeierrechten werden omgezet in erf
pachten die het kadaster wél moest registreren.
De vraag dringt zich op, waarom de gemeente Gro
ningen haar systeem indertijd bij invoering van het
kadaster niet heeft omgezet in het kadastrale sys
teem. De reden is, dat men dat niet wilde omdat het
eigen systeem naar tevredenheid functioneerde; bo
vendien zou het enorm veel moeite en tijd hebben
gekost om een dergelijke omzetting te realiseren. Dat
toch een aansluiting op het kadastrale systeem is ge
maakt, was uit practische overwegingen: in de over
drachtsakten kwamen en komen veelal alleen kadas
trale aanduidingen voor. Er worden daarom door het
bureau Buitenbezittingen wel kadastrale kaarten ge
bruikt om dergelijke percelen te lokaliseren. Is de
stadssectie dan bepaald, dan moet in het Staatboek
verder worden gezocht naar het perceel in kwestie;
dat dit de nodige tijd kost, behoeft wel geen betoog.
Samengevat kan worden gesteld, dat de Stadse regi
stratie in opzet een goed systeem was. Zeker als men
bedenkt, dat die opzet al uit het begin van de 17e
eeuw dateert en dus zowat 200 jaar ouder is dan het
kadaster. Ook het systeem van bijhouden en verwij
zen (middels de perceelsnummering en zonder kaar
ten) is goed bedacht al zal het iemand met een
kadastrale opvoeding de rillingen over diens rug doen
lopen. Het geheel heeft dan ook goed gefunctio
neerd, tot in deze eeuw toe. Dat dit, vooral de laatste
decennia, wat minder gaat, is een gevolg van het feit
dat de overdrachtsfrequentie sterk is gestegen en ook
van het feit dat het aantal verkopen van gedeeltelijke
percelen erg groot is, hetgeen de administratie er niet
overzichtelijker op maakt. Omdat deze ontwikke
lingen zich pas begonnen af te tekenen, toen al van de
afkoop van de stadsmeierrechten sprake was, is er
weinig gedaan om er op in te spelen. Dat is dan nu
ook niet meer nodig, omdat de Herinrichtingswet „af
rekent" met alle stadsmeierrechten, zodat de Stad
haar registratie kan afsluiten. Daarmee zal dan een
einde komen aan een der oudste grondregistraties in
Nederland.
5. De opheffing van de stadsmeierrechten
Er is al enkele tientallen jaren sprake van een regeling,
waarbij alle stadsmeierrechten zouden moeten wor
den opgeheven. Als argumenten voor de afschaffing
worden vooral aangevoerd
de rechten staan een goede ontwikkeling van de
streek in de weg (met name wat betreft de in
dustrialisatie), zulks vanwege het overgangsrecht
dat ook over de opstallen wordt berekend;
de rechten belemmeren een doelmatige herver
kaveling;
er bestaat in de streek een zekere negatieve op
stelling aangaande de positie die de Stad er heeft.
In dit verband werd en wordt ook steeds het wegen-
en kanalenbezit van de gemeente Groningen in de
Veenkoloniën betrokken. Opheffing ook daarvan was
gewenst, omdat dit bezit uit bestuurlijk oogpunt
ongewenst was: de Stad mist de bevoegdheid daar
voor verordeningen uit te vaardigen en de Veenkolo
niale gemeenten konden er niet privaatrechtelijk over
beschikken. De Stad zorgde uit kostenoverwe
gingen alleen voor het wettelijk verplichte onder
houd en beheer van de kanalen (met bruggen en slui
zen) en wegen; van extra zorg had zij immers geen
enkel profijt.
De eerste keer dat deze kwestie op hoog niveau ter
sprake kwam, was bij de behandeling door de Eerste
Kamer van de begroting van Economische Zaken in
1954; gepleit werd daar voor een totale liquidatie van
de stadsrechten in de Veenkoloniën. Na het nodige
overleg werd in 1960 een commissie in het leven ge
roepen om deze zaak te gaan onderzoeken. Deze
Commissie Groninger Stadsrechten (meestal Com
missie-Schenk genaamd) bestond uit vertegenwoor
digers van onder meer de provincies Drenthe en Gro
ningen, de gemeente Groningen en de gemeenten en
waterschappen in de Veenkoloniën. Deze commissie
heeft een zeer diepgaand onderzoek ingesteld naar de
mogelijkheid en wijze van opheffing van de stadsbe-
zittingen. In 1969 kwam zij met een eindrapport,
waarin een ontwerp van wet met memorie van toe
lichting was opgenomen. Hierin was een volledige
(verplichte) afkoop van de stadsbezittingen voorzien
en was tevens een uitgewerkte regeling gegeven voor
de juridische en financiële gevolgen van een en ander.
De voorstellen werden vooralsnog aangehouden, om
dat inmiddels sprake was van het voornemen om voor
Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkolo
niën, middels een zgn. herinrichtingswet, speciale
maatregelen te treffen voor verbetering van woon-,
werk- en leefklimaat in dat gebied, zulks in de ruimste
zin des woords. In dit verband werden ook begrepen
herverkaveling van gronden en de opheffing van de
Groninger stadsrechten. De Herinrichtingswet ver
scheen tenslotte als wet van 23 november 1977 in
Staatsblad 694 van dat jaar.
6. Opzet van de herinrichting en wijze van af
koop der rechten
De Gronings-Drentse Herinrichtingswet is, na de
Reconstructiewet Midden-Delfland, de tweede spe
ciale landinrichtingswet die is uitgevaardigd, vooruit
lopend op de thans ingediende algemene Landinrich
tingswet. Beide wetten hebben als belangrijk onder
deel een herverkavelingsprocedure, die overigens gro
te overeenkomst vertoont met de procedure volgens
de Ruilverkavelingswet 1954. De wet voor Oost-
Groningen en de Veenkoloniën heeft een „extra"
aspect: de totale afkoop van de stadsbezittingen van
Groningen in het gebied, hetgeen kort samengevat
neerkomt op:
a. alle stadsmeierrechten in de ruimste zin des woords
worden opgeheven;
b. de gemeente Groningen verliest de blote eigendom
van de stadsgronden, zulks ten behoeve van een
68
GEODESIA 80