hoeve van de onteigening. De nieuwe rijkseigendoms- grens was door de MD ingemeten. Hoe de landmeter de kadastrale grenzen op de kaarten van de MD aan bracht, onttrok zich aan de beoordeling van buiten staanders. Voor een vernieuwing van kadasterplans zijn de kaarten van de MD nooit gebruikt. Zo'n vorm van samenwerking tussen MD en Kadaster bestaat nog en de kunst van het overbrengen van kadastrale grenzen van oude plans op een nieuwe topografische kaart 1 1000 wordt nog altijd beoe fend. Ook met andere overheidsdiensten zijn vanaf 1932 samenwerkingsovereenkomsten getroffen. Het Kadaster heeft bijna vijftig jaar lang de gelegenheid gehad om door middel van nieuwe topografische kaarten, door gemeenten enz. vervaardigd, haar kadastrale plans naar inhoud en vorm te vernieuwen, maar die kans werd niet benut. Dat de maatschappij zich voor die andere kaarteringsdiensten in Nederland al een halve eeuw lang snel ontwikkeld" heeft, is een gedachte die in het hier besproken artikel niet werd geuit. Reconstructiegegevens De handelingen die nodig zijn om kadastrale grenzen van oude plans naar een nieuwe topografische kaart 1 1000 over te brengen, worden door Koen en Schip per handelingen, nodig voor de vernieuwing van het kartografisch bestand genoemd. Daarnaast onder scheiden zij een reconstructiebestand, waarmee de maten in het terrein worden bedoeld (p. 291). Zo'n onderscheid lijkt me volkomen logisch. Ik zal me tot de vernieuwing van het kartografisch bestand beper ken. ,,ln zijn algemeenheid kan worden gezegd, dat zowel de vorm als de kwaliteit van de kadastrale kaart momenteel veel te wensen overlaat. Hetzelfde kan worden gezegd van de kwaliteit van het veldwerk archief (p. 282). Bedacht moet worden dat bij de vernieuwingspro cedure niet slechts de kaart in RD wordt gebracht, maar dat tegelijkertijd de reconstructiegegevens in het veldwerkarchief worden vernieuwd(vaak is het veldwerk niet aanwezig), (p. 283). Twee uitspraken aan het begin van het artikel van Koen en Schipper, die een somber beeld geven van de toestand van het kartografisch bestand. Boven staande negatieve beoordeling van het kartografisch bestand zou iedereen ervan moeten weerhouden om er de nieuwe GBKN mee aan te vullen. Blijkbaar denkt een aantal heren bij het Kadaster daar anders over, gezien de conversie-experimenten bijblad-GBKN die tegenwoordig plaatsvinden. Ik acht het hoogst twijfel achtig of daaruit iets goeds voortkomt en acht het tegen de hoofdbeginselen van de kartografie ingaan, wanneer die experimenten worden ondernomen met het doel een nieuw produkt te kweken. Conversieproblemen Wanneer een in het stelsel van de Rijksdriehoeks meting hermeten plan 1 1000 op een blad van de GBKN 1 1000 wordt gelegd, komen de conversie problemen aan het licht. Verschillen tussen de beide plans komen allereerst voort uit het onderscheid topo grafische grens - kadastrale grens. Een zeker percen tage lijnelementen komt wèl op de GBKN en niet op het kadastrale plan voor. Eén van de ontstellendste verschijnselen is het in sommige gevallen opzettelijk weglaten van opstallen op de na 1961 bijgehouden kadastrale plans. (Hieruit blijkt dat het Kadaster van kwaad tot erger is vervallen bij het negeren van haar bijdrage aan de kartografie van Nederland). Koen en Schipper geven blijk van naïviteit, wanneer ze o.a. de opstallen, d.i. de harde topografie, aanbevelen als grondslag voor de grafische conversie. Met hun stel ling Grafische conversiemethoden kunnen een aan trekkelijk alternatief zijn voor de huidige hermeting, mits een kwalitatief hoogwaardige grondslag beschik baar is. Ook het grondslaggedeelte van de harde topografie zou hiervoor gebruikt kunnen worden" (p. 292) ben ik het hartgrondig oneens. Een klein percentage lijnelementen komt wèl op het kadastrale plan voor, maar niet op de GBKN: kadastrale grenzen die niet door middel van topografische elementen ge markeerd zijn. Zulke verschillen leveren weinig pro blemen op. Wanneer lijnelementen op beide kaarten bijna samen vallen, dat wil zeggen zo'n halve een hele millimeter naast elkaar liggen, kun je „cosmetica" gebruiken om deze schoonheidsfouten te maskeren. Waarmee veel zelfbedrog wordt bedreven. Maar zulke kleine ver schillen tot ca. 1 meter kunnen ook een concrete betekenis hebben: idealisatienauwkeurigheid, natuur lijk of menselijk ingrijpen in de topografie in de loop der jaren, enz. Kaarteer- en meetnauwkeurigheid spe len ook een rol, maar de standing van het vak gebiedt om daarin de kleinste van alle oorzaken te zoeken. Omdat je het niet-deskundige gebruikers niet kunt aandoen een produkt af te leveren, waarop concrete objecten in het terrein dubbel zijn aangegeven, zal er veel cosmetica moeten worden gebruikt. Bij grafische conversie zal er in Nederland in een gigantische om vang valsheid in de kartografie worden bedreven. Om dat te voorkomen en om zelfs het experimenteren met grafische conversie te voorkomen zou het kadas trale plan nog slechter moeten zijn dan het in feite is. Het is zinloos om deze kritiek te gaan illustreren. Iedere combinatie die tegenwoordig van een kadas traal plan-GBKN wordt gemaakt, levert stof voor urenlange discussies op. Een discussie die aan de in greep in het grafisch bestand van óf het kadastraal plan óf de GBKN vooraf gaat en die een en ander sanctioneren moet. Wetenschappelijke verklaring van het conversie probleem Twee verklaringen kunnen de onrust die er thans heerst wegnemen: 1. Het kadastrale plan, al of niet hermeten, valt bui ten het topografisch-kartografisch bestand van het Kadaster. Deze verklaring, die principieel is, maakt de weg vrij voor een zuiverder definitie van het karto grafisch bestand en het kartografisch produkt van het Kadaster. De verklaring impliceert dat het kadastrale plan niet meer is dan een visueel hulpmiddel bij de administratie van vastgoedgegevens. Zoals het ka dastrale plan oorspronkelijk niet meer was dan een visueel hulpmiddel bij de administratie van de grond belasting. 2. Herhaling van meting en kaartering van eenzelfde deel van het aardoppervlak levert altijd verschillen op. Ter verduidelijking van deze verklaring dienen we ons de pré-fotogrammetrische periode van de kartografie in herinnering te brengen. In die periode kwam het niet voor dat topografische kaarteringen van één en hetzelfde gebied werden herhaald. Hoogstens werd 72 GEODESIA 80

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1980 | | pagina 22