Naar aanleiding van „De toekomst van het kadaster in juridisch-bestuurlijk perspectief" Zowel voor de interne als de externe functie van de kadastrale kaart is conversie naar het systeem van de RD gewenst. Conversie van kadastrale gegevens naar RD hoeft echter niet noodzakelijkerwijs tot integratie van beide kaarten te leiden. Een homogene topo grafische kaart kan een goed hulpmiddel zijn bij de ordening van de bestaande kadastrale gegevens. Reeds jarenlang kennen wij bij het Kadaster proce dures waarbij de kadastrale kaart in zijn huidige vorm en met de huidige inhoud vernieuwd wordt met be hulp van topografisch kaartmateriaal. Daarbij kan worden verwezen naar de fotogrammetrische her metingen en de kaartvernieuwingen in ruilverkave lingen. L. A. Koen en L. Schipper In het decembernummer van het NGT is de voor dracht gepubliceerd, die prof. De Haan op 9 novem ber 1979 heeft gehouden voor de jubilerende Vereni ging voor Kadaster en Landmeetkunde. De Haan geeft hierin een helder overzicht van de taken, die het Kadaster verricht en naar zijn mening ook zou kunnen of horen te verrichten. Op twee punten had ik het echter erg moeilijk met zijn betoog. In het eerste geval kan wat hij beweert eenvoudig niet waar zijn, en in het tweede geval ben ik het niet eens (waardeoordeel!) met wat hij naar voren brengt. De eerste passage betreft de rol van de geodeet in de ruimtelijke planning. Laat ik hem, om opzoeken te besparen, in zijn geheel overnemen (blz. 172): Zo liggen de zaken wat de kadastrale informatievoorziening betreft, maar hoe ligt het nu ten aanzien van de kadastrale planning? Versta mij goed, ik bedoel niet de interne planning van uw werkzaamheden, maar de externe, dus de vorm van planning die gericht is op de verandering van de rechtstoestand van onroerend goed. Dat is typisch de rol van de planologisch geodeet, een rol die door geen enkele andere planoloog vervuld wordt of kan worden. De sociale planologen van de universitei ten houden zich met de ruimtelijke ontwikkeling van de maat schappij als zodanig bezig, terwijl de technische planologen van Delft, Eindhoven en Wageningen zich richten op de planolo gische aspecten van resp. bouwwerken (stedebouwkunde), civiele werken (civiele planologie) en cultuurtechnische werken (agrarische planologie). Als zodanig zijn deze drie soorten van technische planologie sectoraal gericht. Dat de rol van planner van verandering van de rechts toestand van onroerend goed alleen door een plano logisch geodeet vervuld wordt of kan worden, moet volgens mij op een misverstand berusten. Want wie maakt dan onteigeningsplannen en gronduitgifte- plannen (door De Haan verderop in zijn voordracht genoemde voorbeelden) bij gemeenten en andere overheidsorganen, waar geen planologisch geodeten werkzaam zijn? Uit wat De Haan stelt kan ik maar één conclusie trekken: daar worden zulke plannen niet gemaakt. Verder vraag ik mij af, of het beeld dat De Haan schetst van sociaal planologen van de universiteiten wel juist is. Duidelijk is het niet: wat moet ik me voor stellen bij een term als ,,de ruimtelijke ontwikkeling van de maatschappij als zodanig"? Die term is snel neergeschreven, maar ik weet niet wat hij betekent. Wat ik wel weet is, dat sociaal planologen zich bezig houden met het ontwerpen van bestemmingsplannen of de informatievoorziening ten behoeve van de streekplanning, om een paar voorbeelden te noemen. En ik ben er van overtuigd, dat ook een sociaal plano loog, zelfs een socioloog, geroepen wordt om werk te doen dat volgens De Haan alleen, d.w.z. onder uit sluiting van anderen, door planologisch geodeten ge daan wordt en kan worden gedaan. Het tweede punt van kritiek op De Haan's voordracht heeft betrekking op zijn pleidooi voor hogere eisen aan de grensaanwijzingsprocedure. Ik licht hier weer een passage uit, die te vinden is op blz. 174 Daarom was het voor mij een geruststelling in het Verslag van de Kadasterwerkgroep Toekomstvisie op blz. 16 te lezen, dat voor de aanwijs en de voorlichting aan het publiek juridisch/ technisch geschoolde medewerkers nodig zullen zijn. Maar op welk niveau heeft men zich die scholing gedacht? Op dat van een jurist of ingenieur, of niet? Op grond van de huidige leiding en werkwijze van de afdeling mutaties vrees ik van niet. Maar, zal men zeggen, wij kunnen toch niet bij het begin van iedere meting een academicus aanwezig laten zijn; het gaat toch vaak om routine-handelingen. Dan wijs ik er op, dat 80% van wat er op een notariskantoor gebeurt ook een kwestie van routine is, terwijl toch iedere akte door de notaris zelf moet worden ver leden. Van de grensaanwijzing zal in elk geval een behoorlijk bewijsstuk moeten worden opgemaakt, dat geverifieerd wordt door een ingenieur of jurist van het Kadaster, terwijl in geval van vernieuwing zelfs een proces-verbaal nodig zal zijn. Als men vreest dat dit allemaal te duur gaat worden, moet men de hoogte van de kadastrale tarieven maar aan die van de notaris aanpassen. Men is tenslotte eigendomskadaster of men is het niet. Afgezien van het feit dat dit betoog nu niet bepaald vleiend is voor de mensen die op de afdeling mutaties werken, ben ik het er helemaal niet mee eens dat inge nieurs zo nodig de grensaanwijzing moeten doen. Er is juridisch/technische scholing voor nodig, goed. Het is verantwoordelijk werk, ook dat is waar. Maar ik heb zo m'n twijfels of de TH-ingenieur (en die bedoelt De Haan hier!), wat deze werkzaamheden betreft, technisch en juridisch zoveel beter uit de voeten kan dan de HTS-ingenieur of een in de dienst opgeleid iemand. Ik vind, dat TH-ingenieurs juist ingezet moe ten worden voor werk dat zeer complex, met een groot aantal aspecten en relaties, in elkaar zit. Bijvoor beeld de automatisering van de kadastrale admini stratie en van de kaartering, of de coördinatie van landinrichtingsprojecten. In een zeer groot aantal beroepen hebben mensen met een beperkte opleiding toch vaak zeer verant woordelijke taken, waar soms zelfs leven en dood van afhangen: ambtenaren van een gemeentelijk huis vestingsbureau, buschauffeurs, politieagenten, ver pleegsters. Ingenieurs hebben ook een grote verant woordelijkheid, maar dan voor zaken die verderrei- kende gevolgen kunnen hebben. Dat De Haan altijd zo vurig pleit voor de geodetisch ingenieur stel ik zeer op prijs. Dat hij dat soms, zoals nu, doet door te beweren dat alleen een geodetisch ingenieur (of een jurist) iets kan of behoort te doen, waardeer ik echter absoluut niet. Met deze betogen wordt enerzijds een vertekend beeld gegeven van de werkelijkheid, anderzijds wordt de klok terugge- 74 GEODESIA 80

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1980 | | pagina 24