Cieod&UAr
nederlands geodetisch tijdschrift
Over de tijdstippen van zonsopgang en
zonsondergang in Nederland
jsunny u«TCH
door N. D. Haasbroek, oud-lector aan de Technische Hogeschool te Delft.
Bij het onderwerp „Tijdstippen van zonsopgang en
zonsondergang in Nederland" is ieder die daar woont
ten nauwste betrokken. Nagenoeg niemand echter
weet er meer van af dan dat hij die tijdstippen kan ont
lenen aan zijn krant, aan een blaadje van een scheur-
kalenderblok of aan de Enkhuizer Almanak. Hij zal er
zelfs dikwijls niet bij stilstaan dat deze tijdstippen
slechts voor één (centrale) plaats van het land gelden,
maar dat voor andere plaatsen verschillen optreden.
Van de grootte van die verschillen heeft hij begrijpe
lijkerwijs meestal in het geheel geen denkbeeld. Wei
nigen zullen dan ook weten dat omstreeks de kortste
dag de zon in Zuid-Limburg ongeveer een half uur
langer boven de horizon is dan op Schiermonnikoog
en op de langste dag circa een half uur korter.
Wegens mijn belangstelling voor het astronomische
gedeelte van mijn vak [1] heb ik daarom naar een
methode gezocht om uit de tijdstippen van zonsop
gang en zonsondergang in een centraal punt die tijd
stippen op een eenvoudige wijze te berekenen
voor elke willekeurige plaats in Nederland en een ge
deelte van België. Uit voorlopige berekeningen en uit
mededelingen van de Utrechtse Sterrenwacht en de
Stichting de Koepel te Utrecht is mij gebleken, dat
Utrecht het centrale punt is waarop de gegevens op
de scheurkalenderbriefjes en uit de Enkhuizer Alma
nak betrekking hebben. Ik heb gemeend in mijn defi
nitieve berekeningen eveneens Utrecht (domtoren)
als centraal punt te moeten kiezen. Een vergelijking
tussen mijn berekeningen en de resultaten, vermeld in
de zojuist genoemde bronnen, is dan eenvoudig te
maken.
De redactie van Geodesia had belangstelling voor het
werk en heeft mij verzocht de door mij gevolgde
methode in een opstel in dit tijdschrift uiteen te zet
ten. Om de leesbaarheid ervan te vergroten heb ik,
voor zover dat voor dit onderwerp nodig is, enige
essentiële begrippen uit de kosmografie en de geode
tische astronomie hier nog eens genoemd.
Om de tijd te meten moet men gebruik maken van
schalen, die zijn gebaseerd op het optreden van perio
diek voorkomende gebeurtenissen [2], Zo is een dag,
verdeeld in 24 uur, de tijd die de aarde nodig heeft om
eenmaal om haar as de verbindingslijn van de beide
polen te wentelen. Deze wenteling geschiedt in de
richting west-oost. Ze doet zich aan ons voor als een
beweging van de zon en de sterren in de richting
oost-west. Een jaar noemt men de periode die de
aarde nodig heeft om, met een gemiddelde snelheid
van ca. 30 kilometer per seconde en in een richting
tegengesteld aan die van de wijzers van een uurwerk,
haar baan om de zon te beschrijven. Deze periode is
365,2422 dagen. Zou het aantal 365,25 zijn, dan zou
GEODESIA 80
97