men onze tijdrekening in orde kunnen houden door eens in de vier jaar een schrikkeljaar van 366 dagen in te voeren. De omlooptijd van 365,2422 dagen echter maakt het noodzakelijk de eeuwjaren geen schrikkel jaar te maken, met uitzondering van die waarvan het eeuwcijfer door vier deelbaar is. Zo was 1900 geen schrikkeljaar; 2000 zal er wel een zijn. De baan van de aarde om de zon is ellipsvormig, met de zon in een der brandpunten. De lange as van de ellips heeft een lengte van ca. 299,2.10® km. Op 1 januari staat de aarde in dèt punt van de lange as dat het dichtst bij de zon ligt, het perihelium. De afstand tot de zon is dan ca. 147,1.10® km. Op 2 juli staat de aarde in het aphe/ium, het andere eindpunt van de lange as (afstand tot de zon ca. 152,1.10® km). Het vlak van de ellipsvormige aardbaan noemt men het eciipticaviak. Het snijdt het hemelgewelf volgens een cirkel, die ongeveer gaat door de bekende sterren beelden van de dierenriem: Ram, Stier, Tweelingen, Kreeft, Leeuw, Maagd, Weegschaal, Schorpioen, Schutter, Steenbok, Waterman en Vissen. De aardas maakt met het vlak van de ecliptica steeds een hoek van 66°33' en verplaatst zich evenwijdig met zichzelf. De richting van de as is zodanig, dat op de langste dag (21 juni), als de aarde zich nagenoeg in het aphe- lium van haar baan bevindt, de projectie op het eciip ticaviak van het naar de noordpool gerichte gedeelte van de aardas naar de zon wijst. Op het noordelijk halfrond begint dan de zomer. Op die dag wordt zelfs tussen de plaatsen met een breedte cp 90° (noord pool) en cp 66°33' (poolcirkel) de aarde gedurende de gehele dag verlicht (middernachtzon). Op de kort ste dag (21 december) is deze projectie van de zon afgewend. Tussen de genoemde breedten is het dan gedurende 24 uur nacht. Op 21 maart en 23 september, als de voerstraal zon aarde 90° resp. 270° ten opzichte van die op 21 juni naar links is gedraaid, gaat de cirkel die dag en nacht scheidt door noord- en zuidpool. Deze cirkel is dus een meridiaan die alle parallelcirkels middendoor deelt. Overal op aarde zijn dag en nacht dan even lang. De snelheid van de aarde bij de beschrijving van haar baan om de zon is niet constant. In zijn tweede wet. hemel-noordpool zenit A(M) equator aarde -5-. Fig. 1. de zogenaamde perkenwet, heeft de beroemde Duitse astronoom Johannes Kepler (1571 -1630) aangetoond dat de voerstraal zon-aarde (ook de voerstralen van de zon naar de andere planeten) in gelijke tijden ge lijke oppervlakten (gelijke perken) beschrijft. Daar in het perihelium de afstand zon-aarde minimaal is en in het aphelium maximaal, is de snelheid van de aarde om de zon dus het grootst op 1 januari en het kleinst op 2 juli. In figuur 1 heb ik in M het middelpunt aangegeven van een bolvormig veronderstelde aarde. A is op die aarde een plaats op het noordelijk halfrond; zijn breedte is cp. Np is de aardse noordpool. Het ver lengde van MNp snijdt het hemelgewelf in de hemel- noordpool, die thans aan de hemelbol ongeveer wordt gemarkeerd door de poolster: de ster a Ursus minoris uit het sterrenbeeld de Kleine Beer [3]. De grote cirkel door A en Np is de meridiaan van A. Het raakvlak in A aan de aarde is de horizon van A. De figuur laat zien dat in de meridiaan de (noorder-)breedte cp van A gelijk is aan de hoogte van de hemelnoordpool boven de horizon van A. 90°- noord zuid horizon In figuur 2 is, met A (M) uit figuur 1 als middelpunt, de cirkel aangegeven, volgens welke de meridiaan van A het hemelgewelf snijdt. De horizontale grote cirkel is de horizon van A die, voor het onderwerp waarover dit opstel handelt, geacht kan worden met die van M uit figuur 1 samen te vallen [4]. Daar de noordpool van de hemel zich op een hoogte cp boven de noorde lijke horizon bevindt (zie ook figuur 1stelt in figuur 2 MNp de hemelas voor, waarom het hemelgewelf in de richting van de wijzers van een uurwerk in 24 uur schijnt rond te draaien. Het vlak van de hemelequator staat in M loodrecht op die as en snijdt de horizon in de punten oost en west. Daar de hemelas een hoek van 66°33' met het vlak van de ecliptica maakt, snijdt het vlak van de hemel equator dat van de ecliptica onder een hoek van 23°27'. Van de aarde uit gezien zal de zon zich dus gedurende een gedeelte van het jaar (tussen 23 sep tember en 21 maart) tot 23°27' onder (aan de zuidzijde van) de hemelequator bevinden, gedurende de andere helft van het jaar (van 21 maart tot 23 september) tot 23°27' er boven (aan de noordzijde ervan). Op 21 maart en 23 september beschrijft de zon tengevolge van de aswenteling der aarde de hemelequator. Ze komt op in het oosten, gaat door het zuiden en gaat in het westen onder. Dag- en nachtboog zijn even lang. In het zomerhalfjaar schijnt ze kleine cirkels, even wijdig met de hemelequator, te beschrijven. Eén er- 98 GEODESIA 80

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1980 | | pagina 4