7. Door wie en hoe dient het toezicht op het leggen van leidingen te geschieden? 8. Wanneer kan een beroep worden gedaan voor heruitzetting en hoe dienen de daaraan verbonden kosten verantwoord te worden? 9. Door wie en hoe dient de revisie te worden verzorgd? D. Grondzakenfase 1. Hoe geschiedt de grondoverdrachtsprocedure van gronden bui ten bestemmingsplannen waar geen officieel matenplan is? 2. Hoe is de procedure bij A.C.- of A.B.C.-grondoverdrachts- contracten en wie is verantwoordelijk voor de juridische en de feitelijke levering? 3. Moet de aanwijs van grenzen geschieden volgens de „stuk ken" (notaris, raad, archief)? 4. Hoe dienen de clausules met betrekking tot levering en verreke ning van gronden te luiden in adviezen, raadsbesluiten en akten? 5. Wat is de functie van niet-definitieve en definitieve overdrachts tekeningen? 6. Op welk kaartmateriaal moeten in bestemmingsplannen in de diverse fasen de eigendomsverhoudingen worden aangegeven? Maastricht, 7 oktober 1976. Bijlage 2 (Dienstvoorschrift maatvoering) Dienstvoorschrift met betrekking tot de coördi natie, de instandhouding en de mutering van de maatvoering bij de door het bedrijf Openbare Werken voor te bereiden en uit te voeren objec ten. Het matenplan 1. De afdeling Landmeetkunde is belast met de coördinatie, de instandhouding en de mutering van de maatvoering bij de door het bedrijf Openbare Werken voor te bereiden en uit te voeren objecten. 2. Ten behoeve van de onder 1-1 genoemde werkzaamheden en voor een goed inzicht in de maatvoering tijdens de voorberei- dings- en uitvoeringsfase, wordt door de afdeling Landmeet kunde een matenplan opgesteld en bijgehouden. 3. Het matenplan dient als basis voor de volgende werkzaam heden: a. het opmaken van bestekken; b. het intekenen van nieuwe leidingentracé's; c. het intekenen van nieuwe woningbouwblokken; d. het vervaardigen van overdrachtstekeningen; e. uitzettingen ten behoeve van de uitvoering; fhet vervaardigen van micro-milieutekeningen; g. de uitvoering van het object. 4. Er wordt een matenplan opgesteld van alle nieuwbouwcom- plexen. De noodzaak van het opstellen van een matenplan bij de overige objecten wordt in onderling overleg bepaald door de afdeling, waar met de voorbereiding van het object begonnen wordt, en de chef van de afdeling Landmeetkunde. 5. Een object is rijp voor vastlegging in een matenplan, zodra vol doende zekerheid bestaat, dat het voorliggende plan de geac cepteerde basis is voor verdere uitwerking. 6. Zodra van een object een matenplan is opgesteld worden de volgende functionarissen door de afdeling Landmeetkunde hier over geïnformeerd: a. de projectleider, indien het object door een projectgroep wordt begeleid; b. de verantwoordelijke functionaris, indien het object door de „overleggroep lijnprojecten" wordt begeleid; c. de betreffende afdelingschef in de overige gevallen. 7. a. Voordat de bouwplannen aan de welstandscommissie wor den voorgelegd, toetst de afdeling Stedebouw de situatie tekeningen aan het stedebouwkundig plan en het matenplan. De architect is verantwoordelijk voor de juistheid van deze situatietekeningen, welke op een acute van het door Open bare Werken verstrekte matenplan moeten zijn ingetekend. De afdeling Stedebouw stelt, indien nodig, nadere eisen aan deze tekeningen. Bij door de afdeling Stedebouw gehonoreerde afwijkingen wordt gehandeld als beschreven onder 11-1 b. De bouwvergunningstekeningen worden door de afdeling Bouwtoezicht vergeleken met de onder 7a genoemde situa tietekeningen. Bij afwijkingen wordt overleg gepleegd met de afdeling Stedebouw. Zonodig wordt gehandeld als beschreven onder 11-1 NGT GEODESIA 80 8. a. Voordat over de bouwplannen wordt geadviseerd aan het College, zendt de afdeling Bouwtoezicht de bouwplannen naar de afdeling Landmeetkunde voor verwerking van de definitieve bouwblokmaten in het matenplan. Op de situatie tekeningen plaatst de afdeling Landmeetkunde de stempel „landmeetkunde" en de datum van de dag waarop deze definitieve gegevens zijn verwerkt. Blijkt echter dat de belijning van deze situatietekeningen niet overeenkomt met het matenplan, dan worden de bouw plannen ongestempeld geretourneerd naar de afdeling Bouw toezicht en dient gehandeld te worden als beschreven onder 7b respectievelijk 7a. b. Op het matenplan wordt in het bouwblok met een zwarte driehoek aangegeven dat de definitieve maten verwerkt zijn. II. Wijzigingen van het matenplan 1. a. De initiatiefnemer tot een wijziging zorgt ervoor dat alle be langhebbende disciplines zijn gehoord. (Dit kunnen onder andere zijn de afdelingen: Verkeer, Stedebouw, Grondbe drijf, Civiele Techniek - voorbereiding, Civiele Techniek - toe zicht, Plantsoenen,.Bouwtoezicht) Dit geldt tevens voor oriënterende gesprekken van kundigen met projectontwikkelaars, architecten enz. b. De werkkaart dient ter signalering van wijzigingen in het be stemmingsplan. Ze wordt door de afdeling Stedebouw op basis van het matenplan aangelegd en bijgehouden. Alle wijzigingen, voorzover deze consequenties hebben voor de opzet van het bestemmingsplan en derhalve een aan passing van de werkkaart tot gevolg hebben, komen samen bij de afdeling Stedebouw, die zorg draagt voor de verwer king op de werkkaart. c. Gehonoreerde wijzigingen worden door de afdeling Stede bouw door middel van een kopie van de werkkaart naar de afdeling Landmeetkunde gezonden, ter verwerking in het matenplan. Er wordt duidelijk met indicaties aangegeven waaruit de wij ziging bestaat. Is dit om technische redenen niet mogelijk, dan wordt hiervoor een kopie van het matenplan gebruikt. De afdeling Landmeetkunde zal periodiek (éénmaal per maand of indien nodig vaker) de betrokkenen informeren over wijzigingen in het matenplan. De wijzigingen worden met een grijze contourlijn aangegeven. 2. Indien na het verwerken door de afdeling Landmeetkunde van de definitieve bouwblokmaten, nog wijzigingen in de maatvoe ring van het bouwplan worden aangebracht, wordt door de toe zichthouder van Bouwtoezicht gehandeld als beschreven onder 11-1. De nieuwe situatietekeningen van het bouwdossier worden door de afdeling Landmeetkunde gestempeld als de wijziging in het matenplan wordt verwerkt. III. Het uitzetten van objecten ten behoeve van de uitvoering 1Een aanvraag voor het uitzetten ten behoeve van het uitvoeren van objecten kan alleen geschieden door de toezichthouder. 2. Wanneer een matenplan van een object aanwezig is, wordt op basis van het matenplan uitgezet. 3. Door de afdeling Landmeetkunde wordt in het terrein uitgezet ten behoeve van: a. WEGEN waar de wegen gekilometreerd zijn de kilometrering; waar de wegen niet gekilometreerd zijn de controle kokers van de riolering; b. RIOLERING waar de wegen gekilometreerd zijn wordt geen riolering uitgezet, maar de kilometrering van de weg; waar de wegen niet gekilometreerd zijn de controle kokers; c. COMPLEXENBOUW de voor de plaatsbepaling van de woningen noodzakelijke (hoek-)punten; d. INDIVIDUELE BOUW de rooilijn en, indien de gemeente verantwoordelijk is voor de verkaveling van het bouwterrein, de grenzen van het bouwterrein. 4. De toezichthouder doet een aanvraag voor uitzetting aan de chef van de afdeling Landmeetkunde, tenminste vijf werk dagen voordat de aanwijs van de uitzetting moet plaatsvinden. 5. Indien door de chef van de afdeling Landmeetkunde geen tijd stip voor de aanwijs werd afgesproken, stelt de landmeter in overleg met de toezichthouder dit tijdstip vast. De aanwijs vindt plaats aan de toezichthouder. 143

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1980 | | pagina 13