De invloed van de zwaartekracht op de hoogtemeting door ir. G. L. Strang van Hees, wetenschappelijk hoofdmedewerker bij de Afdeling der Geodesie van de Technische Hogeschool te Delft. Het begrip „hoogte" is voor de meeste mensen zo begrijpelijk, dat men vergeet het precies te definiëren. Toch blijkt in de praktijk behoefte te bestaan aan een preciese definitie. Algemeen wordt onder hoogte ver staan: de loodrechte afstand tot een referentievlak waarvoor men de hoogte nul aanneemt. Dit referen- tievlak is in Nederland het niveauvlak of equipoten- tiaalvlak op gemiddeld zeeniveau, het NAP-vlak. De hoogte van een punt is dus de (metrische) afstand van de loodlijn (orthogonaal) op het NAP-vlak. Vandaar dat dit de orthometrische hoogte wordt genoemd. Orthometrische hoogten hebben vooral meetkundige en dus geodetische betekenis. Daar de niveauvlakken boven het NAP-vlak niet alle maal precies evenwijdig lopen, hebben de niveau vlakken geen constante orthometrische hoogte. Een wateroppervlak, bijvoorbeeld een meer in de bergen, stelt zich in volgens het niveauvlak ter plaatse en heeft dus ook geen constante orthometrische hoogte. Dit is voor technische doeleinden erg onpraktisch en ver warrend. Zo kan het voorkomen dat een rivier naar boven stroomt. Als in figuur 1 punt B hoger boven het NAP-vlak ligt dan punt A, maar op een lager niveau vlak, dan stroomt het water van A naar B, dus van laag naar hoog. Om deze verwarring te voorkomen heeft men een ander soort hoogte ingevoerd, de dynami sche hoogte. Deze is zodanig gedefinieerd dat een niveauvlak steeds een constante dynamische hoogte heeft. Hoogteverschillen worden meestal gemeten door waterpassing. De hoogteverschillen per slag. Ah, worden gesommeerd om het hoogteverschil tussen de eindpunten te verkrijgen. De vraag rijst: Wat is dit voor hoogteverschil? Om hierop een antwoord te kun nen geven moeten we bekijken wat de landmeter precies doet bij het waterpassen. Hij horizonteert zijn waterpasinstrument zorgvuldig. Dit betekent dat de richtlijn van de kijker loodrecht staat op de plaatselijke richting van de zwaartekracht: de gemeten hoogte- NAP-vlak Fig. J. Water stromend van laag naar hoog. 146 verschillen zijn t.o.v. het plaatselijke niveauvlak. Dit niveauvlak is in het algemeen niet evenwijdig aan het NAP-vlak, zodat de gemeten hoogteverschillen ge corrigeerd moeten worden om orthometrische hoogte verschillen te krijgen. Men noemt dit de orthometri sche correctie. Evenzo moet men een dynamische correctie berekenen om dynamische hoogteverschil len te verkrijgen. Het niet evenwijdig lopen van de niveauvlakken met het NAP-vlak heeft tevens tot gevolg dat er sluitfou- ten in een waterpaskring kunnen ontstaan, die niet een gevolg zijn van waarnemingsfouten, doch ver klaard kunnen worden door bovenstaand effect. Dit kan worden toegelicht aan de hand van figuur 2. Fig. 2. Hoogteverschillen uit waterpassen. We waterpassen over een berg van A naar B. Stel dat A en B op hetzelfde niveauvlak liggen, dus ^B,dyn. ^A, dyn. De niveauvlakken lopen echter niet evenwijdig met het NAP-vlak. Uit de figuur blijkt dat ^B,orth. ^A, orth. Uit de waterpassing vinden we per slag de hoogtever schillen Ah, en uit de figuur zien we dat Ah, Ah2 Ah3 Ah4 \h5< \h6 4- Ah7 Ahs A hg Ah,o Dus £j° Ah, 0 Als we geen correcties zouden aanbrengen en HB zouden berekenen op de conventionele manier krijgen we Hb Ha +sl°Ah, Ha We krijgen dus op deze manier noch de orthometri sche, noch de dynamische hoogte van B. Volgens de hier aangegeven methoden en definities krijgen we drie verschillende uitkomsten Hb§ Ha NGT GE0DESIA 80

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1980 | | pagina 16