WB-WA= gdh (1), dW dW gdh of 9 JFT Dat wij in Nederland hiermee weinig rekening houden komt omdat wij een vlak land hebben, zodat deze correcties meestal te verwaarlozen zijn. Maar in lan den als Zwitserland en Oostenrijk kunnen de correc ties oplopen tot decimeters. Om deze correcties te berekenen moeten we het verloop van de niveau vlakken bepalen. De niveauvlakken staan per definitie overal loodrecht op de zwaartekracht. Om de vorm van die vlakken te bepalen moeten we daarom zwaar tekrachtmetingen uitvoeren. De afstand tussen de niveauvlakken blijkt omgekeerd evenredig te zijn met de grootte van de zwaartekracht. Hoe groter de zwaartekracht, des te dichter lopen de niveauvlakken bij elkaar. Door langs de waterpaslijnen tevens zwaar tekrachtmetingen uit te voeren kunnen we de ge vraagde orthometrische en dynamische correcties be rekenen. Geopotentialen Om een verklaring te kunnen geven van de boven staande theorie moet het begrip potentiaal worden in gevoerd. Uit de natuurkunde is bekend dat het poten tiaalverschil tussen A en B evenredig is met de arbeid, die moet worden verricht om van A naar B te gaan. Als de punten in hetzelfde horizontale vlak liggen be hoeven we geen arbeid te verrichten, daarom zijn de horizontale niveauvlakken tevens equipotentiaalvlak- ken. Als we dit potentiaalbegrip op de aarde toe passen spreken we van de geopotentiaal (W). De geo- potentiaal van het NAP-vlak W0 wordt nul gesteld. Hoe hoger boven de aarde, des te hoger wordt de geopotentiaal. Hieruit zien we dat de geopotentiaal al veel lijkt op een maat voor de hoogte. De dimensie is echter een andere. Het grote voordeel van geo potentialen t.o.v. hoogten is echter dat de geopoten tialen eenduidig zijn, d.w.z. er is geen verwarring mogelijk, terwijl de hoogten daarentegen op verschil lende manieren kunnen worden gedefinieerd. Inter nationaal is daarom afgesproken de Europese water- pasnetten met geopotentialen te vereffenen. De arbeid die men verrichten moet om van A naar B te gaan is gelijk aan de zwaartekracht die men over winnen moet maal de afgelegde verticale afstand. Het potentiaalverschil tussen A en B is gelijk aan deze arbeid, dus waarbij geïntegreerd wordt langs de afgelegde weg. Om dit geopotentiaalverschil te bepalen kunnen we de integraal vervangen door een sommatie. Als we langs een bepaalde weg waterpassen en zwaarte kracht meten, bepalen we het produkt gjAhi per slag. Dan is: WB - WA 2, g: Ah, (2). Als de waterpassingen beginnen in het basispunt in Amsterdam, waar het NAP is vastgelegd, kunnen we de geopotentialen van alle punten berekenen. Orthometrische en dynamische hoogte Vanuit de geopotentialen zijn nu de orthometrische en dynamische hoogten te berekenen. Indien we in for mule (1) punt B naar A laten naderen krijgen we de differentiaalbetrekking B.or th. Fig. 3. De orthometrische hoogte. In figuur 3 is gAA. de gemiddelde zwaartekracht langs de loodlijn AA'. WA w0 WA 9 AA' U LI ■■AA' r'A, orth. waarbij HA or1h de orthometrische hoogte van A is. Omgekeerd kunnen we hieruit de definitie van ortho metrische hoogte halen Wa 9aa' WB H A, orth. (3) evenzo HP 9b Hierin zijn WA en WB uit metingen te bepalen volgens (2). Om de orthometrische hoogte te bepalen moeten we dus de gemiddelde zwaartekracht langs de loodlijnen AA' en BB' kennen. Daar we niet in het inwendige van de aarde kunnen meten berust gAA. op de geme ten g in A en op een schatting van het verloop van g in het inwendige tot het NAP-vlak. De orthometrische hoogten kunnen daardoor niet geheel hypothesevrij worden bepaald, hetgeen een principieel nadeel is. De onzekerheid die hierdoor optreedt beperkt zich echter tot slechts enkele cm in bergterrein, zodat dit nadeel voor de praktijk van weinig invloed is. De meest gebruikelijke aanname die men doet t.a.v. het verloop van g tussen aardoppervlak en NAP-vlak is, dat men veronderstelt dat de dichtheid van deze aardlaag homogeen is en gelijk aan de gemiddelde dichtheid van de aardkorst, namelijk 9= 2,67 gram per cm3. We krijgen dan: 9aa' 9a 0,0424 Ha (mgal) (4), waarbij men voor HA een benaderde waarde kan in vullen. De dynamische hoogten hebben de eigenschap dat ze constant zijn langs de niveauvlakken. Ook de geo potentialen zijn constant langs de niveauvlakken, daar deze tevens equipotentiaalvlakken zijn. Hieruit volgt dat de dynamische hoogten evenredig moeten zijn met de geopotentialen. Als evenredigheidsconstante wordt een constante zwaartekrachtswaarde inge voerd, meestal de normaalzwaartekracht op de breedte van 45° N.B.: g45. 980.619 mgal Hiermee krijgen we de definitie van de dynamische hoogte: H A,dyn. Wa 945° (5). NGT GEODESIA 80 147

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1980 | | pagina 17