Het hierna volgende verhaal zal voornamelijk betrek king hebben op de verkenningsfase van de meetopzet en de eigenlijke deformatie-analyse, waarbij de pro blematiek rond het Groninger gasveld bij de defor matie-analyse aan de orde komt. 2. Verkenningsfase van de meetopzet Het doel van de berekeningen, die in deze fase wor den uitgevoerd, is om tot een zo optimaal mogelijke inrichting van de meting te komen. Optimaal in die zin, dat moet worden voldaan aan de eisen welke m.b.t. precisie en betrouwbaarheid van de waarne mingen worden gesteld, waarbij het doel van de meting in ogenschouw wordt genomen. Er zal dus binnen het raam van de mogelijkheden uiteraard „ge manipuleerd" moeten worden met: de vorm van de te leggen grondslag; het beschikbare meetinstrumentarium, dat het kansmodel van de waarnemingen bepaalt. Het ligt voor de hand dat m.b.t. deformatiemetingen een zo hoog mogelijke precisie is vereist, zodat de manipulatieruimte gering is. De aandacht gaat dan ook voornamelijk uit naar de betrouwbaarheid van de te verrichten waarnemingen. Verkenningsberekenin gen voor de Groninger waterpassingen zijn niet uitge voerd, omdat de eigenlijke metingen al zijn verricht. 2. I. Betrouwbaarheid van het waarnemingsmateriaal Zoals gezegd moeten de waarnemingen intern zo goed mogelijk zijn gecontroleerd om waarnemings fouten bij toetsing zo goed mogelijk te ontdekken. Dit betrouwbaarheidsvraagstuk valt uiteen in twee delen, nl: interne betrouwbaarheid; externe betrouwbaarheid. 2.1.1. interne betrouwbaarheid De interne betrouwbaarheid wordt behandeld in de grenswaardetheorie. De grenswaarde van een waar neming is de grootte van de fout in die waarneming, die bij toetsing onder een te specificeren alternatieve hypothese met een kans /3 nog juist kan worden ge vonden. Als alternatieve hypothese wordt meestal de zogenaamde conventionele alternatieve hypothese gebruikt. Bij gebruik van een dergelijke hypothese wordt slechts in één waarneming een fout veronder steld. Er kunnen dus evenveel conventionele alterna tieve hypothesen worden opgesteld als er waarne mingen zijn. De grenswaarde kan worden geschreven als: V* (1) p waarbij Vx' grenswaarde van de waarneming x', f wortel uit variantiefactor, (cj,) vector welke de gekozen alternatieve hypothese karakteriseert, A0 volgt uit aanname van /30 en a 0 (respectievelijk onderscheidingsvermogen en onbetrouwbaar heidsdrempel), Np (cj,) (gjj) (gyGij) (g^) (cj,); de index p duidt hier, evenals in de formule voor de w-grootheid (zie o.a. 3.1.1) het nummer van de alternatieve hy pothese aan, (g'') matrix van gewichtscoëfficiënten van de waar nemingen voor vereffening, en NGT GEODESIA 80 (G'') matrix van gewichtscoëfficiënten na vereffe ning. Uit het bovenstaande moge blijken, dat dergelijke grenswaarden kunnen worden berekend zonder dat de eigenlijke waarnemingen zijn verricht en alleen af hankelijk zijn van voorwaarde- en kansmodel. Zoals gezegd zullen m.b.t. deformatiemetingen de precisie- eisen vrij hoog zijn, zodat aan het kansmodel vrijwel niet valt te tornen. Verhoging van de betrouwbaar heid zal dus voornamelijk moeten worden gerealiseerd door verandering van de meetopzet. 2.1.2. externe betrouwbaarheid Vaak van nog groter belang dan de interne betrouw baarheid is de externe betrouwbaarheid, die zich laat omschrijven als de invloed van een fout ter grootte van de grenswaarde op van waarnemingen afgeleide grootheden (bij waterpassing de hoogten). Hierbij dient allereerst opgemerkt te worden dat een goede interne betrouwbaarheid niet automatisch hoeft te lei den tot een goede externe betrouwbaarheid. De externe betrouwbaarheid kan op twee manieren worden weergegeven, nl: 1. VXR) (G^Xg^X Vx1) (2) waarbij VXR invloed van Vx'op coördinaten XR, (GRi) matrix welke de correlatie weergeeft tussen waarnemingen en coördinaten. Een dergelijke benadering van de externe betrouw baarheid heeft twee nadelen, t.w.: a. VXR is afhankelijk van de keuze van de schran- kingsbasis, waardoor de interpretatie moeilijk is; b. door de grote hoeveelheid getallen (aantal waar nemingen maal aantal coördinaten) wordt het ge heel onoverzichtelijk. 2. De tweede wijze van benadering heft bovenstaan de bezwaren op. De externe betrouwbaarheid wordt dan uitgedrukt in de X-parameter Uit (3) blijkt dat het inwendig produkt is van een externe betrouwbaarheidsvector met zichzelf. Bij elke grenswaarde kan nu één basis-onafhankelijke waarde A worden berekend, waarbij GSR de geïnverteerde ge- wichtscoëfficiënten-matrix is van de XR-grootheden. 2.2. Beoordeling betrouwbaarheid bij waterpassingen Allereerst dient hierbij te worden opgemerkt dat er twee soorten waarnemingsgrootheden optreden, nl.: de gewaterpaste hoogteverschillen; de aansluithoogten. Naar de gedragingen van grenswaarde en A-para meter is nog niet veel onderzoek verricht; een eerste aanzet hiertoe is gedaan in [Van den Berg, 1979], De conclusies uit dit onderzoek moeten echter wel met enige voorzichtigheid worden behandeld. Voor een goede externe betrouwbaarheid van hoog teverschillen lijkt een meetopzet met ongeveer gelijke trajectlengten de beste oplossing. De grenswaarden zijn dan afhankelijk van de trajectlengten zelf. Voor zowel de grenswaarden als de A-parameter van de aansluithoogten, die als waarnemingen worden in gevoerd, geldt dat hun grootte voor een niet onbe langrijk deel afhankelijk is van het feit in hoeverre het kansmodel van de aansluithoogten en het kansmodel van de hoogteverschillen op elkaar zijn afgestemd. 183

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1980 | | pagina 13