Zwaartekrachtmetingen in het Groninger aardgasgebied door ir. 6. L. Strang van Hees, wetenschappelijk hoofdmedewerker bij de Afdeling der Geodesie van de Technische Hogeschool Delft. SUMMARY The 1978 gravity survey in the Groningen gas field The 1978 gravity survey in the natural gas field in the province of Groningen, the Netherlands, is reported upon. With a La Coste-Romberg gravimeter, model G, the differences in gravity between 20 stations and one base station have been determined with an average accuracy of 6p gal. It is expected that precise gravity measurements will form a worthwile supplement to subsidence analyses from precise levelling surveys. De Nederlandse welvaart is voor een belangrijk deel te danken aan de aanwezigheid van aardgas in de bodem van Groningen. De winning ervan veroorzaakt echter ook een daling van de bodem in dat gebied. Uit hoogtemetingen is gebleken dat deze daling kan oplopen tot ongeveer 30 cm in het jaar tweeduizend. Daardoor kunnen er pro blemen ontstaan met de hoogten van dijken, bruggen en de grondwaterstand. Om de bodemdaling precies te controleren wordt elke drie jaar een nauwkeurigheidswaterpassing uitgevoerd over het gehele gebied, in 1978 zijn op advies van de Afdeling der Geodesie van de Technische Hogeschool Delft ook precisie zwaartekrachtme tingen uitgevoerd. Zwaartekrachtveranderingen geven extra informatie, waardoor het hele proces van massa- laas-lonttrekking en bodembeweging beter kan worden bestudeerd en gecontroleerd. 1. Inleiding Ongeveer 300 miljoen jaar geleden was Nederland bedekt met moerassige oerwouden. Er stonden enor me bomen van wel dertig meter hoog. Door het af sterven van planten en bomen vormde zich op de duur een dikke laag plantenresten in de moerassige bodem: de veenvorming was begonnen. In de loop van de eeuwen werd deze veenlaag vaak overspoeld door de zee en rivieren die zand en klei afzetten. Daar door ontstond een opeenhoping van verschillende lagen veen, zand, klei en kalksteen. Door deze lagen werd het veen luchtdicht afgesloten zodat de verrot ting niet verder kon plaatsvinden. Daarnaast is de aardkorst steeds in beweging. Door zijdelingse druk werden de aardlagen in elkaar geperst en ontstonden golvingen, plooiingen en breuken. Bo vendien daalde het gebied zodat steeds weer nieuwe lagen zich konden afzetten. Daardoor werd op den duur een dik pakket aardlagen gevormd. De onderste oudste veenlagen kwamen onder grote druk te staan van het gewicht van de bovenliggende lagen, waar door deze steeds dichter in elkaar werden geperst. Dit ging gepaard met warmteontwikkeling. Dankzij de hoge temperatuur en de luchtdichte afsluiting ging zich uit de veenlaag steenkool vormen. Toen het proces zich na de steenkoolvorming nog verder voortzette, werd er ook gas gevormd: aardgas of carboongas. Kolen en aardgas vormen dus een combinatie. Overal op aarde waar steenkool uit de aarde gehaald wordt, stuiten de mijnwerkers op wat grotere diepte op mijngas; dit is ook aardgas. Het aardgas bleef echter niet zitten op de plaats waar het ontstond. Door de grote druk werd het weggeperst door de poriën van de aardlagen. Men noemt dit de „migratie" van het gas. Daar dit gas licht is, ging het omhoog totdat het aan een luchtdicht afsluitende laag kwam waar het niet verder kon. Door de plooiingen in de aardlagen verzamelde het gas zich op de hoogste plaatsen onder deze afsluitende laag. Als we jacht maken op aardgas moeten we dus zoeken op de hoogste punten van het golvende ondergrondse land schap. De geologen noemen deze de „anticlinalen". We begrijpen dat onze „gasbel" niet een grote holle ruimte in de bodem is, met gas gevuld, maar dat zij meer lijkt op een enorme spons van poreus gesteente, die het aardgas opzuigt. Deze hoge plaatsen, waar het aardgas zich verzamelt, zijn in het algemeen be trekkelijk kleine geïsoleerde gebiedjes. Door de breu ken en golven in de ondergrond staan deze gebieden niet met elkaar in verbinding. Het bijzondere van het gasveld in Groningen is nu, dat het zo'n enorm groot aaneengesloten gebied is. Het gasveld heeft een op pervlakte van 900 km2 en is daarmee het grootste pro ducerende gasveld ter wereld [NAM, 1972]. 2. Het Groninger gasveld Het aardgas in Groningen komt voor op een diepte van 3.000 m. De gashoudende laag is gemiddeld 125 m dik en bevindt zich onder een dikke ondoor- latende zoutlaag. De druk van het gas was bij het begin van de exploitatie niet minder dan 300 atmos feer en de dichtheid 20 kg per m3. Om het gas te winnen boort men een gat door de dikke zoutlaag en het gas spuit er dan vanzelf uit. Door de winning vermindert echter geleidelijk de druk van het gas. Momenteel is de druk al gedaald tot 220 atm. Deze daling is een maat om te berekenen hoe veel gas men reeds gewonnen heeft en hoeveel er nog in zit. Het gas wordt onder een druk van 60 atm. vervoerd. Als de druk beneden de 60 atm. zou dalen, komen er problemen daar het gas in de pijpleidingen onder deze druk vervoerd moet worden naar alle delen van het land en naar het buitenland. Het is namelijk eenvoudiger de druk te laten zakken tot 60 atm. dan op te voeren tot 60 atm. Een ander effect van de drukvermindering in de ondergrond is dat de 188 NGT GEODESIA 80

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1980 | | pagina 18